Home Artikels Over liefhebber Bahamontes Abonneer Kalender Fietstochten Contact

Alpinegravelen in de Alpes Vaudoises: Zweten in Zwitserland!

Reportages

Als iemand ons de komende maanden vraagt naar onze ‘Gravel Heaven’, weten we al wat we zonder nadenken zullen antwoorden. Alpes vaudoises! Omdat we twee dagen in deze hemel op aarde mochten vertoeven, schreven we meteen ook maar een sfeerverslag. En neen, je bent niet abnormaal als je tijdens het lezen de goesting voelt opborrelen om richting Zwitserland te trekken…

Tekst: Jonas Heyerick Foto's: Sigfrid Eggers

Home of cycling

“Welkom in Aigle, the home of cycling.” Steve Beck begroet ons met een glimlach én met een boutade. Aigle? Zwitserland? Home of cycling? En Vlaanderen dan? Land van flandriens, kasseien en kuitenbijters? Moeten wij ons nu beledigd voelen? Steve lacht smakelijk. Natuurlijk niet, al benadrukt hij – als onze gastheer en als werknemer bij de toeristische dienst van de Alpes vaudoises – dat hij meent wat hij zegt. Het zal ons later wel duidelijk worden wat hij precies bedoelt, zegt hij, maar nu wil hij weten of we eerst willen inchecken in ons hotel, of meteen een terrasje doen.

Fotograaf Sigfrid en ik kijken elkaar een fractie van een seconde aan. We hebben net acht uur in de auto gezeten, hebben onwaarschijnlijk grote dorst én je moeten weten dat het maandag 26 april is als we in Aigle aankomen. In België zijn terrassen op dat moment nog ten strengste verboden en alle cafés nog zo gesloten als een oester. En dus is die ene blik van verstandhouding meer dan voldoende.

Een paar minuten later zitten we eindelijk nog eens op een terras, worden we bediend door een frisse verschijning en staat er wat later een heerlijke halve liter Zwitsers bier voor onze neus. Onze reis kan nu al niet meer stuk, terwijl we nog geen meter gegraveld hebben. En daarvoor zijn we toch voornamelijk hier, want Steve heeft de Alpes vaudoises omschreven als een gravelparadijs, waar de typisch Zwitserse, puntgave asfaltwegen eigenlijk alleen maar noodzakelijke verbindingen zijn tussen de vele half- en volledig verlaten gravelbaantjes die van het ene verborgen meer naar het andere prachtige oude dorpje kronkelen. Dwars door wijngaarden, en langs en over de mooiste bergtoppen.

Site4

Alcohol- vs stijgingspercentages

En of we daarvoor dus naar Aigle zijn afgezakt! De twee volgende dagen staan er twee uitdagende gravelritten op het programma om deze prachtige streek gravelend te verkennen. “Alain Rumpf zal jullie gidsen”, warmt Steve ons al een beetje op, “en dus raad ik jullie aan niet al te lang blijven plakken op het terras vanavond. Alain werkte vroeger bij de UCI. Hij is een gepassioneerd fietser, staat zo scherp als een mes, kent de streek als zijn broekzak en durft journalisten al eens te laten afzien. En dat weet ik van jullie voorgangers…” Steve grijnst. Dat belooft niet veel goeds. We houden het dan ook maar bij drie halve liters, en twee flessen lokale wijn tijdens het eten. En vergis je niet: dat is geen brolwijn. Verre van zelfs. Aigle, en bij uitbreiding de hele Alpes vaudoises, is vermaard om zijn uitstekende wijnen. De regio hier staat zelf in voor een kwart van de totale Zwitserse wijnproductie (100 miljoen liter per jaar), het naastgelegen kanton Valais doet daar nog eens 40% bij. We zitten dus echt in het hart van de Zwitserse wijncultuur. En ja, daar profiteren we natuurlijk van, vier dagen lang. Steve geeft ons de nodige tips – “Je moet de Aigle les Murailles Blanc van Henri Badoux proeven, waarvan de wijngaarden daar, op die bergflank, liggen! En ook de Trois Tours van les Celliers du Chablais is een geweldige wijn.” Woorden die in mijn hersenpan over elkaar rollen en buitelen, als we de volgende ochtend in het wiel van Alain Rumpf zitten te zuchten, te puffen en te hijgen.

We zijn nog geen vijf kilometer ver en net het centrum van Aigle uit, als we 13% zien staan op het schermpje van onze Garmin 1030. Voor alle duidelijkheid: dit is niet het alcoholpercentage van de wijn gisteren, maar het stijgingspercentage van de weg op dit eigenste moment. Als we weer voor ons kijken, zien we een smal wegje dat zich omhoog slingert tussen de momenteel nog druifloze wijnranken waar Steve gisteren naar wees. We hoeven niet eens zo hard ons best te doen om de wijn van gisterenavond opnieuw te smaken. Een weg die 13% oploopt doet ons uiteraard al zweten, maar dat is dan van de inspanning.

Deuk in mijn ego

Site10

Een beetje verder duiken we plots naar beneden en zie ik zowaar 27% op het schermpje van mijn Garmin verschijnen. Opnieuw zweet, maar angstzweet nu, ik ben namelijk een enorme schrikschijter wat afdalingen betreft. En Alain is niet de man om mijn angst op dat moment de kop in te drukken, integendeel. “Dit was nog op de gewone weg, op mooie macadam. Straks doen we dit ook offroad…” Zijn woorden zijn nog niet koud, of hij draait plots rechtsaf, een smalle grindweg in. Eerst fietsen we tussen twee betonnen muurtjes, waarna we plots in een weide terechtkomen, en het padje omhoog kronkelt richting een vervallen gebouwtje. Best een technisch stukje door de rotsblokken op het pad. En terwijl Alain en Sigfrid quasi moeiteloos naar boven fietsen, moet ik een eerste keer voet aan de grond zetten om een valpartij te vermijden. Bibber in de benen, deuk in mijn ego!

Site5

Märklin-miniatuurland

We rijden de wijngaarden uit, en intussen vertelt Alain gepassioneerd over zijn streek en over het fietsparadijs dat zijn achtertuin eigenlijk is. “Je vindt hier letterlijk alles. Als je vlak wil rijden, kan je het fietspad langs de Rhône volgen of richting het meer van Lausanne fietsen. Klimmers komen dan weer aan hun trekken op de vele cols hier vlakbij.” Hij wijst van de ene bergtop naar de andere, zowat in alle richtingen. De Col des Mosses, de Col de la Croix en de Col du Pillon zijn de bekendste, maar daarom niet noodzakelijk de mooiste of lastigste Alpentoppen in de regio. Vandaag of morgen beklimmen we trouwens geen van de drie. “Daarvoor is het nog te vroeg op het seizoen. Boven de 1500 meter sneeuwt het momenteel nog bijna elke dag bij, en op sommige plaatsen ligt er zelfs nog meer dan anderhalve meter. Een gravelfiets kan wel erg veel aan, maar een sneeuwruimer is het niet. Nog niet.”

Of dat wil zeggen dat er niet geklommen wordt tijdens onze Zwitserland-trip? Alain lacht smakelijk. “Niet klimmen? Hier? Onmogelijk. Wacht maar, binnen het kwartier is het van dat. Dan gaan we van 500 meter naar 1300, naar Villars, een vermaard skioord. Eerst nog op asfalt, daarna op ruwer terrein…” En effectief, terwijl we door de wijngaarden nog afwisselend omhoog en dan weer omlaag reden, blijft de weg nu gestaag stijgen, en krijgen we de eerste twee haarspeldbochten voor de wielen. Naast, boven en onder ons kronkelen treinsporen als een lang uitgerekte colonne wormpjes door een landschap dat nog het meest doet denken aan een Märklin-miniatuurland. Enkel een treintje aangedreven door een stoomlocomotief ontbreekt om het helemaal af te maken.

Dat idyllische plaatje verandert plots in een iets heroïscher schilderij door de verandering van ondergrond. Asfalt gaat over in een verzameling stenen. Grote keien, kleine kiezels, stukken rotsblok… Plots voelen we ons echte gravelgrinders. Tanden op elkaar en stoempen maar. Kilometerslang rijden we nu door bossen, terwijl de stijgingspercentages vlotjes variëren tussen 9 en 14%. Dit zou al ferm lastig zijn op goedbollende macadam met een gewone koersfiets, maar op deze keien en met een gravelfiets is het pas écht een uitdaging. Een uitdaging die we met veel plezier aangaan. Op een paar Zwitserse houthakkers en hun indrukwekkende machinerie na komen we niemand tegen, en behalve het gezang van de vogels, het klateren van bergbeekjes en ons eigen amechtige hijgen, overheerst de stilte. Zegt Alain: “Deze streek is minder bekend dan de Franse Alpen, de Italiaanse Dolomieten of de Pyreneeën. En dus is het hier zeer rustig fietsen. Weinig auto’s, geen moto’s en geen duizenden wielertoeristen die deze cols komen bestormen in de hoop de tijd van hun kameraden te verpulveren. Deze relatieve rust laat je toe tijdens het fietsen ongestoord te genieten van de overweldigende natuur die je van alle kanten overspoelt.”

Site2

Het ene hoogtepunt na het andere

Op een moment dat we half tussen onze kader aan het klimmen zijn is genieten misschien een groot woord, maar eenmaal we het bos uit zijn en zich een prachtig landschap ontvouwt met de meest geweldige vergezichten, kunnen we niet anders dan even stoppen om al dat moois in ons op te nemen. De groene alpenweides met gele bloemetjes (“De lentekleuren van Romandië!”), de besneeuwde bergtoppen (“Daarachter ligt de gletsjer van Diablerets!”), het steile baantje dat in de verte in de dieperik verdwijnt (“Daar moeten we naartoe!”), en dus… Weg sfeer!

Hoewel, hoe langer ik op Zwitserse gravelpaden vertoef, hoe beter het me afgaat, hoe meer ik durf, hoe meer ik geniet. Alain had ons vooraf ook gewaarschuwd in een mail: “Jullie gaan alpine-gravelen en dat is toch iets compleet anders dan gravelen in jullie vlakke Vlaanderen. Zorg voor aangepaste banden – hoe breder, hoe beter – en voor aangepaste versnellingen – ga minstens voor een 36/42, zelf rij ik met 30/40, want ik ga jullie een paar uitdagende stroken voor de wielen schuiven.” Dit is ontegensprekelijk een van die uitdagende stroken. Een singletrack, eerst door een alpenweide, daarna door een bos met veel uitstekende wortels, en een hellingsgraad die almaar toeneemt. Opnieuw zie ik cijfers van meer dan 20%, met een uitsmijter van, alweer, 29%. De beloning is des te mooier met opnieuw een koninklijk vergezicht en een paraglider die zich net vanop deze plek het zwerk in zweeft…

En zo gaat het dus twee dagen en meer dan 100 kilometer door. Van het ene hoogtepunt naar het andere. Van het ene prachtige vergezicht, naar het andere uitdagende stukje gravelen, van de ene geweldige drinkpauze aan een klaterend bergbeekje, over de middagpauze op het terras van een heerlijke Zwitserse bakkerij, tot de kaasfondue ’s avonds met, opnieuw, heerlijke lokale wijnen. Want Alain kent de streek als geen ander en dus weet hij alle al dan niet verborgen parels liggen. Die toont hij ons, een voor een, maar niet zonder elke keer te benadrukken dat het hier in de zomer nog zoveel leuker en mooier fietsen en gravelen is, als je je ons niet moet beperken tot de 1500 meter-grens, als alle bergtoppen berijd- en bereikbaar zijn, als de zon nog feller schijnt, als de druiven in de wijngaarden klaar zijn om te plukken.

Site6

Chez Marie!

Site8

Al moet Alain na een van de ritten, met een halve liter bier voor zijn neus op het terras van Café Chez Marie, ook nog iets toegeven. Dat hij zelf nog geen al te ervaren gravelexpert is. Integendeel, zelfs. “Ik heb het gravelen pas vorig jaar ontdekt. Ik had er al van gehoord, maar ik had genoeg aan mijn wegfiets en de asfaltwegen hier in de buurt. Dacht ik. Tot een kameraad me overhaalde om het toch ook eens offroad te proberen… Man, er ging een nieuwe wereld voor me open! Letterlijk en figuurlijk! De gravelfiets bleek een perfect middel om heel wat gebieden te unlocken. Een beetje zoals in computerspelletjes, waar je bepaalde voorwerpen moet bemachtigen om nieuwe werelden te kunnen ontdekken. Baantjes waar ik met de gewone racefiets voordien nooit was gekomen, wegens onberijdbaar, bleken nu plots wel bereikbaar, en zo kwam ik op prachtige plaatsen waar ik voordien nog nooit geweest was. Of leerde ik baantjes kennen, zelfs vlakbij huis, die van het mooiste waren die de streek te bieden heeft. Sindsdien trek ik er steeds vaker op uit met de gravelfiets, en ik ben duidelijk niet alleen. Steeds meer toeristen willen deze regio zo komen verkennen. Geloof me: de komende jaren gaat gravelen hier alleen maar populairder worden.” En of we Alain geloven!

Site7

Home of cycling?

Dat Aigle en omstreken zich de naam home of cycling heeft toegeëigend, hoeft niet eens zo te verbazen. In Aigle is namelijk het hoofdkwartier van de UCI gevestigd, de internationale wielerunie. Al was het oorspronkelijk de bedoeling de gloednieuwe UCI-kantoren in Lausanne te bouwen, niet eens zo ver hiervandaan, waar ook het Olympisch Comité zijn zetel heeft. Dat vertelt Alain Rumpf, zelf meer dan 20 jaar in dienst van de UCI en destijds onder meer de bezieler achter de Ronde van Peking. “Het plan was in Lausanne een compleet nieuw wielercentrum te bouwen, inclusief ultramoderne piste. De stad was akkoord, Zwitserland was enthousiast… Alleen de buurtbewoners waren dat veel minder. Die lagen dwars, stelden een petitie op, en sleepten een referendum uit de brand. Het resultaat: de UCI mocht inpakken. Er werden andere kandidaat-gaststeden gezocht en diverse gevonden, maar op de vergadering waarop over de nieuwe locatie beslist zou worden, vroeg plots iemand achterin de zaal het woord: dat Aigle ook kandidaat was, en of hij alle troeven van die locatie op tafel mocht leggen? Dat bleken er meer dan voldoende te zijn, en dus vertoeft de UCI sinds 2002 in Aigle waar het een gloednieuw complex bouwde met alles erop en eraan.”

“Het gebouw huisvest niet alleen de administratieve hoofdkantoren van de internationale wielerunie”, gaat Alain verder, “er is ook een hypermoderne piste, een geweldig BMX-parcours, en een compleet trainingscentrum, waar getalenteerde renners van overal ter wereld een professionele opleiding krijgen.” Steve Beck pikt erop in: “Omdat de UCI hier haar hoofdkwartier heeft, durft de streek zich misschien wel te profileren als home of cycling, maar toch beseffen ze dat ze hier echte koersgeschiedenis missen. Toen bekend werd dat het WK 2020 hier wat verderop, in Martigny, georganiseerd zou worden, was het hier feest. Een enorme opsteker voor deze fietsgekke regio. Toen dat wereldkampioenschap door corona hier niét kon doorgaan en noodgedwongen verhuisde naar het Italiaanse Imola, was iedereen in rouw. Wat een gemiste kans! Iedereen had hier jaren naar uitgekeken, zoveel mensen hadden hier zo lang naar toegewerkt. We hopen dan ook dat we een van de komende jaren een herkansing krijgen en de wereld kunnen laten zien wat voor een fantastische fietsregio het hier is…”

Site9

Volg ons