Home Artikels Over liefhebber Bahamontes Abonneer Kalender Fietstochten Contact

Col na col! Op café met Nico Mattan

Reportages

Voor ons hoort het bij elkaar als yin en yang en Bassie en Adriaan: fietsen en bier. Na de rit en het vergoten zweet, een goed glas met een schuimende col. Geen mens die beide beter belichaamt dan Nico Mattan. Een gesprek aan de toog.


Tekst: Jonas Heyerick

Foto's: Thomas Sweertvaegher

"Ik fiets graag en ik drink graag pinten. Ik heb dus twee keer van mijn hobby mijn beroep kunnen maken. Ik mag mezelf een ongelooflijke gelukzak noemen.”

Het is eind januari en buiten vriest het. Maar in Chasse Patate, het wielercafé in Bavikhove, warmen we ons aan jaren koersgeschiedenis in de vorm van truitjes aan de muur, een paar oude fietskaders en honderden wielerfoto’s. Vallen meteen op: Frank Vandenbroucke in zijn beste Cofidisjaren en Nico Mattan in Davitamon-Lottotenue. Die laatste zit naast mij aan de toog en bestelt voor ons twee pintjes, Bavik Super Pils.

Bavik Super Pils – 5,2°

“Als je op internet zoekt naar ‘de beste pils van het land’ kom je heel vaak bij de Bavik Super Pils uit. Omdat hij nog authentiek gebrouwen is, omdat hij goed valt in de keel en omdat je er meer van op kan dan van andere pinten. Je moet er wel van plassen omdat er meer hop in zit.

Tijdens zijn carrière hield Mattan niet van cols, maar deze lust hij duidelijk wel. “Ik werk nu twee jaar voor Brouwerij De Brabandere. Voordien heb ik een tijdje voor Luminus gewerkt, ik ben ploegleider geweest, heb zelfs eventjes gedopt… Het was zoeken, na mijn wielercarrière. Toen ik hoorde dat ze bij De Brabandere nog mensen zochten voor de ‘stormploeg’ - met vijf man in drie maanden tijd zoveel mogelijk Kwaremont verkopen – heb ik me kandidaat gesteld. Ik mocht het proberen, en zie: twee jaar later doe ik het nog steeds. Het is de perfecte match: een ex-coureur die het koersbier bij uitstek verkoopt. Of ik het graag doe? Ik fiets graag en ik drink graag pinten. Ik heb dus twee keer van mijn hobby mijn beroep kunnen maken. Ik mag mezelf een ongelooflijke gelukzak noemen.”

Mattan lacht, en neemt een grote slok. Op de Bahamontesredactie volgen we zijn leven op de voet via zijn Facebook- en Instagrampagina’s. Aan de hand van zijn feed weet je precies welke horecazaken hij die dag bezocht heeft. Dat zijn er veel. “Rond tien uur stap ik meestal het eerste café binnen, rond vijf uur het laatste, en tussendoor doe ik er tussen de acht en de tien. Overal blijf ik minstens een half uur. Ik ben geen verkoper die binnenkomt, tien minuten een zakelijk gesprek voert en weer vertrekt. Dat kan ik niet. Dat wil ik ook niet. Ik babbel met de cafébaas en met de mensen aan de toog, vooral over de koers. Ik ben ook geen voyageur in kostuum en met laptop onder de arm. Voor mij een gewone pull, en als ik iets noteer, dan is het op een bierviltje.”

Of hij in elk café een pint, een Kwaremont of een Wieze drinkt? Nico schatert het uit. “Zijde zot? Bij mijn eerste stop drink ik koffie. Dan Gini. Vervolgens een soepje. En rond twaalf uur is het tijd voor een aperitief, en drink ik mijn eerste pint of Kwaremont. En ’s namiddags… Dan kan ik écht geen water drinken.”

10 01 2018 Nico Mattan 7 Kopie

“Ik ben opgegroeid tussen de bierbakken, mijn vader was biermarchand. Die ging, net als de melkboer en de bakker destijds, aan huis. Vooral bij oudere mensen.”

Blond boven bruin

Petrus Blond – 6,6°

“Onze Petrus-bieren zijn al jarenlang een vaste waarde in ons assortiment. Er zijn zeven verschillende, waaronder Oud Bruin, Gouden Tripel en een Petrus Speciale. Voor elk wat wils. De ene man valt voor een blonde vrouw, de andere voor een donkere. Dat is bij bier niet anders. Ik verkies blond boven bruin, qua bieren dan toch.”

Op vraag van de fotograaf verhuizen we naar een zetel in een hoek van de Chasse Patate. Mattan bestelt twee blonde Petrussen, maar net als ik de eerste wil inschenken, houdt hij me tegen. “Wacht, dat doe je verkeerd. Je moet je flesje wat schuiner houden en je glas wat rechter, en ervoor zorgen dat het bier niet klokt tijdens het uitschenken. Je moet het in één keer uitgieten, een beetje vanuit de hoogte.” Nico doet het me voor en serveert me een Petrus met een perfecte schuimkraag.

De brouwerijwereld was voor hem geen onbekend terrein. “Ik ben opgegroeid tussen de bierbakken, mijn vader was biermarchand. Die ging, net als de melkboer en de bakker destijds, aan huis. Vooral bij oudere mensen.” Ga nu bij een bierhandelaar langs en je loopt verloren tussen de tientallen bieren. Dat was vroeger anders, zegt Nico. “Je had een pint, een Vieux Temps, misschien een Westmalle. Mijn vader had hooguit zes of zeven bieren staan. Nu heb je inderdaad ontelbaar veel streekbieren, pilsen, trappisten…”

Maar wie denkt dat Nico het bier met de paplepel - of de papfles - kreeg ingegoten, komt bedrogen uit. “Niemand gelooft me, maar ik heb mijn eerste pint pas op mijn 28ste gedronken. Ik was sportman en dus vond ik dat het niet hoorde om alcohol te drinken. Daar is pas verandering in gekomen toen ik in ’99 voor Cofidis ging rijden. Daar hebben ze me op winterstage mijn eerste pint doen drinken. Dat ik toen ‘ja’ zei, had te maken met de hartritmestoornissen die net voordien bij mij waren vastgesteld (en waardoor Mattans carrière even ‘on hold’ werd gezet; red.). Ik dacht: wie weet val ik morgen dood? Laat me dus nog maar wat van het leven genieten.”

Het caféleven heeft intussen zijn sporen nagelaten. “Mijn vrouw zegt dat ik dringend tien kilo moet vermageren, dat het niet meer gezond is. Wellicht heeft ze gelijk, maar hoe kan ik dat doen? Ik heb geen tijd om te sporten. Ik werk tien uur per dag, en als ik ’s avonds thuis kom, wil ik alleen maar in mijn zetel liggen. En in het weekend ben ik ploegleider van de juniors in Menen. Zelf fietsen? Doe ik niet graag meer. Deze winter reed ik met de Bende van Mattan, een groep wielertoeristen uit mijn dorp, naar het graf van VDB in Ploegsteert. Het goot de hele dag pijpenstelen en het was amper 3 graden. Maar ik had beloofd mee te gaan en dan doe ik dat.”

“Maar na het bezoek aan Franks graf heb ik mijn vrouw gebeld om me te komen halen. Ik zag het niet meer zitten om ook nog eens terug te fietsen. Als je geen conditie hebt, is het niet plezant op de fiets. Dan zie je alleen maar af. Het is pas leuk als je een beetje in vorm bent. Langs de Leie kan ik nog een beetje volgen, als ik in de wielen kan zitten. Maar zodra het bergop gaat… Tegenwoordig word ik op een brug al voorbijgestoken door 70-jarigen. Weet je wat het probleem is? Ik ben niet ijdel genoeg. Kijk naar mijn goede vriend Jo Planckaert. Dat is een ijdeltuit. Die zit nog regelmatig op de fiets. Niet omdat hij dat graag doet, maar omdat hij niet te dik wil worden. Weet je wat ik wel nog plezant vind? Van die toertochten waar fietsen en plezier samengaan. Eerst een rit – liefst niet te ver en zonder bergjes – en daarna met z’n allen nog een paar Kwaremonts drinken en leute maken. Zoals op de Kwaremont Sluitingsprijs vorig jaar: een rit van 33, 66 of 99 kilometer met start en finish aan onze brouwerij. Dat was een topdag!”

“Enerzijds was die zege in Gent-Wevelgem een godsgeschenk, omdat ik een kind van de streek ben en al mijn supporters daar waren. Anderzijds heeft die ene overwinning de rest van mijn palmares compleet in de schaduw gezet."

Schuim op de lippen

Kwaremont – 6,6°

“Kwaremont is het ideale bier na een fietstocht. Een wielertoerist drinkt zelden een gewone pint, maar kiest vaak voor een iets sterker bier. Het voordeel van Kwaremont is dat het niet te zwaar is. Perfect dus voor wie nog enigszins rechtdoor naar huis wil rijden én toch een zestal glazen wil drinken. Het is zover gekomen dat wielertoeristen vaak niet meer nadenken als ze op een terras gaan zitten. Ze bestellen automatisch een Kwaremont. Gewoon omdat het zo hoort na het fietsen.”

Bij het thema koers hoort uiteraard een Kwaremont, het koersbier bij uitstek. Terwijl de patron tapt, hebben we het over die roemruchte Gent-Wevelgem die Mattan in 2005 won. Die waarbij hij gebruik leek te maken van de slipstream van de neutrale wagen om op en over koploper Juan Antonio Flecha te gaan. “Voor eens en voor altijd: ik heb daar niks verkeerds gedaan. Ik heb terecht gewonnen, en daar had die auto niks mee te maken. Oké, ik ben naar de linkerkant van de weg gegaan, waar ik even het zog van de neutrale wagen heb opgezocht, zoals elke renner zou doen. Maar ik heb me niet laten gangmaken, want die auto reed amper 35 per uur. Als ik achter die wagen was blijven zitten, dan was ik nu nog niet thuis.”

“Toen Flecha demarreerde, pakte hij meteen 100 meter. Dat zag er spectaculair uit, maar daarna bleef zijn voorsprong stabiel. Toen ik versnelde, liep ik snel op hem in. Hij zat compleet kapot. Weet je waar ik spijt van heb? Dat ik hem niet ben voorbijgereden met mijn armen in de lucht. Of dat ik hem geen schouderklopje heb gegeven à la Paul Herygers. Dat had gepast bij het imago dat ik als renner had.”

“Enerzijds was die zege in Gent-Wevelgem een godsgeschenk, omdat ik een kind van de streek ben en al mijn supporters daar waren. Anderzijds heeft die ene overwinning de rest van mijn palmares compleet in de schaduw gezet. Niemand weet nog dat ik de Ronde van Piemonte heb gewonnen – één van de zwaarste eendagskoersen in Italië. Dat ik de beste was in de GP van Plouay, dat ik twee keer de proloog van Parijs-Nice op mijn naam schreef – ik klopte toen onder anderen Fabian Cancellara. En dat ik de tijdrit van de Driedaagse De Panne won door Tyler Hamilton te kloppen, die toen rondreed met een hematocriet ver boven de 50.”

Nico veegt het schuim van zijn lippen. “Die twee proloogzeges in Parijs-Nice zijn wellicht mijn strafste prestaties. Niets is eerlijker dan tijdrijden. In 2001 reed ik als opwarming drie kilometer van ons Campanile-hotel naar de start in Nevers. Ik kwam daar aan en zei tegen de ploegleider: ‘Niemand klopt mij vandaag.’ En effectief: ik won, met 6 seconden voorsprong op David Millar. Het strafste van al: na mij moest er nog ruim 25 man finishen, onder wie alle favorieten. En toch stak ik al mijn handen in de lucht na den arrivée. Zo zeker was ik van mezelf!”

Mattan heeft een prima geheugen als het over zijn carrière gaat. Datums, uitslagen, details, het komt er allemaal vlot uit. “Gent-Wevelgem won ik aan 90%. Gelukkig maar, want als ik 100% was, zoals in de Ronde van Vlaanderen 2003 – de beste koers uit mijn leven – dan reed ik als een dommekloot: veel te veel op kop.”

Amper vijftien jaar geleden reed Nico nog in het profpeloton, maar als je sommige verhalen hoort, dan lijkt er intussen een eeuwigheid voorbij. Zo heeft hij bijvoorbeeld nog jaren zonder helm gekoerst. “In Frankrijk werd dat pas verplicht na de dodelijke val van Andrei Kivilev in 2003, in België was dat vroeger al zo. Ik herinner me nog enkele Parijs-Brussels. In Compiègne vertrokken we zonder helm. Als we in de buurt van de Belgische grens kwamen, kwam Karl Vannieuwkerke, toen nog de man op de motor, ons verwittigen, en dan ging ik bij de ploegleider mijn worstenhelm halen. Als ik nu terugdenk aan de vier Tours die ik zonder helm heb gereden… Soms reden we met 110 per uur een col af: gekkenwerk. Maar ik stond daar toen niet bij stil.”

De dag waarop Mattan wel aan de risico’s begon te denken, was zijn carrière meteen voorbij. Dat was in 2007. “Ik had het voordien al zien gebeuren bij Gianni Bugno. In de Vuelta van 1998 was dat. Ik reed achter hem in een afdaling en hij ging niet vooruit. Ik schreeuwde hem toe dat hij rapper moest. ‘Ik durf niet, Nico. Ik ben bang.’ Hij is na die Ronde van Spanje meteen gestopt. Jaren later snapte ik precies wat hem overkomen was. Ik had hetzelfde beestje in mijn kop gekregen. Ik durfde toen zelfs geen bochten meer te nemen. Een van mijn laatste koersen was een criterium in Nederland. Het was deels op kasseitjes, het regende en het lag glad. Ik heb me toen tien ronden lang weggestopt langs het parcours omdat ik bang was om te vallen. Toen wist ik: stoppen!”

Mattan won zelf aardig wat wedstrijden, maar een groot deel van zijn carrière was hij vooral knecht. Eerst voor Andrei Tchmi, daarna voor Frank Vandenbroucke. “Tchmil heeft me in mijn eerste profjaren heel wat uren slaap gekost. Na een zware training of koers was ik zo uitgeput dat ik liefst zo snel mogelijk wilde slapen. Dat was buiten Andrei gerekend. Die sliep nooit voor twee uur ’s nachts en hij liet altijd het raam wagenwijd open staan. Ook als het vroor dat het kraakte. Ik heb het vaak enorm koud gehad. Nog een vast ritueel van Tchmil: de avond voor een koers moest ik telkens rond tien uur een groene appel en een groene Extran (sportdrank; red.) voor hem uit de camion gaan halen. Ik deed dat, zonder nadenken. Daarna heb ik jarenlang elke avond de sokken van VDB gewassen. Met waspoeder in de lavabo op onze hotelkamer. Dat deed je, als knecht voor je kopman.”

10 01 2018 Nico Mattan 67 Kopie

"Het opzet van een supportersavond was: ‘Geef 1 euro aan het goede doel, en bierfiets tegen Nico Mattan.’ Natuurlijk wilde iedereen mij kloppen. Drie uur lang heb ik op die bierfiets gezeten en tegen het einde van de avond was ik zó zat dat ik er een paar keer gewoon ben afgevallen. Ja, ik had wel iets over voor het goede doel.”

Allervoorlaatste rondje

Wieze - 8,5°

“Een iets zwaarder blond bier, dat sinds 2017 door De Brabandere wordt gebrouwen. Een zeer smaakvol bier, en waar we naartoe willen is dat obers, garçons en cafébazen het aanprijzen bij klanten die twijfelen wat ze zouden bestellen. Vroeger hoorde dat zo in de betere zaken: de ober gaf de klanten advies of raadde hen een paar biertjes aan. Daar willen we terug naartoe. Vandaar dat het logo van Wieze een ober is.”

De fotograaf heeft zijn werk gedaan en we verhuizen terug naar de toog. Meer onze habitat. Onze glazen zijn leeg, en dus bestellen we nog een laatste rondje. Wieze, deze keer, en daar horen nog een paar straffe verhalen bij. “Sinds 2000 was Den Bras in Kortrijk een van mijn supporterscafés. Op een van de supportersavonden trad Paul Severs op. Die drinkt normaal geen bier, maar na lang aandringen van mijn kant bestelde hij toch een pintje. En een tweede, een derde, een vierde… Hij kapte uiteindelijk meer dan tien pinten binnen en werd strontzat. In die mate zelfs dat hij me per se wilde leren zingen. Paul en ik hebben toen nog twee uur lang boven het café gerepeteerd. Allebei zo zat als een kanon. En zo vals als een kat. Ik toch.”

“De meest legendarische supportersavond was er een in januari 2005. De tsunami had net duizenden slachtoffers gemaakt in onder meer Thailand, en dus wilde mijn supportersclub iets doen voor het goede doel. Ze hadden er niets beter op gevonden dan drie bierfietsen op het podium te zetten - fietsen met speciale bidons waarin je een pint moet gieten, en dat bier komt dan via een slangetje naar je mond. Hoe sneller je trapt, hoe rapper dat bier komt. Bedoeling: als eerste je pint leegkrijgen. Het opzet van de avond was: ‘Geef 1 euro aan het goede doel, en bierfiets tegen Nico Mattan.’ Natuurlijk wilde iedereen mij kloppen. Drie uur lang heb ik op die bierfiets gezeten en tegen het einde van de avond was ik zó zat dat ik er een paar keer gewoon ben afgevallen. Ja, ik had wel iets over voor het goede doel.”

Nico schatert. Waarna hij toch nog een rondje bestelt.

Het allervoorlaatste.

Volg ons