Atencion, ciclistas!
- “Verdomme, zie eens hoe soepel den Tim trapt. Die is echt al goed, hoor.”
- “Zeker en vast! Maar ik verschiet er ook van hoe vlot Caleb die bergjes verteert. Als ie dat kan houden, gaan ze rekening moeten houden met hem in Milaan-Sanremo.”
Het is midden januari. De zon schijnt in Calpe. Lente hangt in de lucht. Een vijftiental renners rijdt breeduit over de weg die lichtjes omhoog loopt. In de verte glinstert de azuurblauwe zee, aan de andere kant sieren besneeuwde bergtoppen de gekartelde horizon. Achter dit mini-peloton rijdt een wit-rood-zwarte ŠKODA Superb met een paar fietsen op het dak. Lotto-Soudal staat in statige letters op de motorkap te lezen, op de achterruit is een papier geplakt: Atención, ciclistas. Vooraan in die ŠKODA zitten Herman Frison en Marc Sergeant, de twee éminences grises van Lotto-Soudal. Ze analyseren wat ze zien door de voorruit van hun volgwagen, het privé-venster op hun wielerwereld.
- “Zeg, zit die niet wat te laag?” Marc wijst naar een van de renners op de voorlaatste rij.
- (Frison knikt instemmend.) “Straks bij de volgende stop zetten we dat zadel een paar millimeter hoger.”
Sergeant draait zich naar ons om. “Geen betere plaats dan de volgwagen om de positie van de renners te observeren. Je ziet ze urenlang voor je rijden, je ziet alles. Ik herinner me dat ik Tim Wellens tijdens een van zijn eerste trainingen bij ons in de gaten aan het houden was. Het viel me op dat zijn rechterknie constant naar buiten zwenkte. Tim was zich daar zelf niet van bewust. We zijn dat verder gaan onderzoeken en een van zijn schoenplaatjes bleek niet juist te staan. Dat lijken kleine dingen, maar schoenplaatjes die verkeerd staan of een zadel dat een paar millimeter te hoog of te laag staat… allemaal dingen die veel invloed kunnen hebben op prestaties en blessures in de hand werken.”
Chaos op Corsica
Later, als de training erop zit, en we de zitjes van de ŠKODA Superb verruild hebben voor een zetel in de hotellobby vertelt Sergeant honderduit over het leven zoals het is in de volgwagen. “Mijn allereerste koers die ik volgde vanuit de ploegleiderswagen was als bondscoach van de nationale juniorenploeg. Maar dat waren nog compleet andere tijden, toen. Er waren al oortjes, maar de technologie stond nog niet op punt. Meestal konden de renners mij horen, maar niks terugzeggen. Mij verstaanbaar maken, was ook al niet altijd even makkelijk. Ik heb destijds vaak heel hard zitten roepen in de micro in de hoop dat ze mij zouden horen. Soms tevergeefs, en heel vermoeiend. Gelukkig zijn die oortjes geëvolueerd, en kunnen we nu wel vlot en makkelijk communiceren. Het maakt de impact van de ploegleiders een pak groter.”
Niet iedereen vindt dat een goede zaak. Volgens critici zou het de koersen saaier, berekender maken. Sergeant ontkent het niet, maar hij zou oortjes toch niet verbieden. “Alleen al voor de veiligheid zijn ze een zegen. We kunnen renners waarschuwen voor gevaarlijke situaties, voor versmallingen in de weg, voor gevaarlijke bochten. Dat is toch ook niet onbelangrijk.”
Marc herinnert zich één specifiek geval waarbij de oortjes een cruciale rol speelden, en waarbij de volgwagen het epicentrum van alle drukte was. “De eerste rit in lijn in de Tour van 2013. Aankomst in Bastia, op Corsica. Op 18 kilometer van de meet klonk er plots paniek door de koersradio: ‘De bus van Orica heeft zich vastgereden onder de finishboog. De aankomst wordt verlegd naar 3 kilometer vóór de echte finish’. Iedereen lichtte zijn coureurs in via de oortjes en meteen was er chaos. Valpartij hier, geroep daar. Een zottekeskot. Door de chaos en de paniek had de koersorganisatie alleen maar in het Frans gecommuniceerd, maar toch hadden de meeste ploegen de boodschap begrepen. Alleen bij Argos-Shimano – destijds de ploeg van Marcel Kittel, hadden ze er niks van verstaan, en dus hadden zij hun renners niet gebrieft. Uiteindelijk kregen ze die bus van Orica net op tijd weg en kon de sprint gewoon doorgaan aan de voorziene finish. Wie won? Marcel Kittel, de enige die ze niet zot hadden gemaakt door de oortjes!”
Sergeant lacht. Hij doet dat vaak, als hij terugdenkt aan ‘de tijd van toen’. “Vroeger hadden we nog geen tv’s in de wagen, en dus moesten we afgaan op wat we zelf zagen vanuit de auto of op wat we druppelsgewijs meekregen via de koersradio. Daardoor kregen we vaak achterhaalde informatie. Dan hoorden we: ‘Acht man weg. 30 seconden voorsprong.’ Waarop wij in de auto meteen begonnen te roepen: ‘Rij dat gat dicht! Nu! Meteen!’ En dan bleek die kopgroep al lang weer gegrepen te zijn, of had die al 2 minuten voorsprong.” Kortom: misverstanden bij de vleet, een beetje als een aflevering van FC De Kampioenen. Gelukkig is er nu wel tv in de volgwagen, en dat scheelt een slok op de borrel. “Hoe meer koersen live op tv worden uitgezonden, hoe beter voor de ploegleiders. Al vloeken we nog meer dan genoeg op onze tv’tjes. Slechte ontvangst, het beeld dat uitvalt in de finale, technische problemen… Niet onlogisch, natuurlijk. Je kan niet verwachten dat je overal in de Alpen of de Pyreneeën perfecte ontvangst hebt. En in de finale van een koers moet je dus niet aan de renners gaan vragen hoe het precies zit…”
Sandwiches!
Tijdens de training daarnet viel het op dat het in de ŠKODA van Herman en Marc amper stil was. Sergeant knikt. “Zo’n koers van zes uur kan best saai zijn, en een training al zeker. Het is dus zaak je onderweg een beetje te amuseren. Een goede compagnon met een goede babbel is dan van levensbelang. Tussen mij en Herman klikt het, al jaren. Al moet je opletten dat je niet te veel aan het babbelen bent en zo de weg uit het oog verliest.”
Herman en Marc hebben niet altijd naast elkaar gezeten. Integendeel, ze zaten vroeger elk achter het stuur van een eigen ploegleiderswagen. “Het was de gewoonte dat één sportbestuurder aan het stuur van de wagen zat. Naast hem zat dan meestal een VIP. Die sportbestuurder moest én de koersradio volgen, én communiceren met zijn renners, én op tv de koers volgen, én hij moest op de weg letten zodat hij geen supporters of coureurs omverreed. Dat was te veel voor één iemand. En dus zijn Herman en ik het, jaren geleden, als eersten, anders beginnen te doen. Twee sportbestuurders vooraan in de wagen. Herman aan het stuur, ik naast hem. Hij lette op de weg, ik op de radio en de tv. Dat bleek meteen héél goed te werken – we konden onze renners veel beter bijstaan, en het bleek ook nog eens véél veiliger te zijn. Intussen doet quasi iedereen het zo, en maar best ook.”
Naast goed gezelschap is ook eten en drinken in een volgwagen van cruciaal belang om de uren door te komen. “Spijs en drank is altijd een welgekomen verstrooiing. Aan je overgebleven voorraad sandwiches kan je achteraf ook altijd zien hoe spannend een koers was. Als je veel sandwiches overhebt, weet je dat het zo spannend was dat er gewoon geen tijd was om te eten. Maar als er niks gebeurt, zit je na 120 kilometer al door je voedselpakket heen en wil je nog meer sandwiches. Dan eet je uit verveling. Er zijn al koersen geweest waarbij we urenlang als vijftiende wagen minuten achter het peloton hingen. Als er zich dan eens geen renner liet afzakken om eten, een bidon of een vestje te komen halen, zouden we geen coureur zien. Dat is frustrerend. Andere keren zit je er echt middenin. Als je achter de kopgroep zit, bijvoorbeeld. Dan maak je ook effectief mee de koers, dan denk je mee met je renners. Je hebt coureurs die vooral op zichzelf focussen en niet letten op de anderen. Dan doen wij dat in hun plaats. Wie zit goed? Wie trapt verkrampt? Wie trekt bekken?”
Misselijke vip's en memorabele momenten
De duizenden supporters langs de kant van de weg – de ene al onvoorzichtiger dan de andere, de geloste renners die tussen de wagens laveren, andere renners die om eten of kleren komen... Wie de koers een beetje volgt, weet dat het een wonder is dat er in de achterhoede van de wielerkaravaan zo weinig ongelukken gebeuren. Zegt Marc: “Wie achter het stuur van de volgwagen zit, is altijd een heel goede chauffeur. En hij heeft ogen op zijn rug om alles in de gaten te kunnen houden. Ik meen dat: je moet minstens even vaak achter je als voor je kijken. Van levensbelang: je achteruitkijkspiegels moeten altijd proper zijn. Het helpt natuurlijk dat de meeste ploegleiders vroeger zelf prof zijn geweest. Zij kennen de bewegingen van een peloton, ze weten hoe renners denken, doen en reageren. Ze weten waar en wanneer ze plaats moeten maken, waar een renner gaat rijden . Chauffeurs die zelf geen renner zijn geweest, doen vaak de verkeerde dingen en wekken al snel ergernis op. Renners die niet-logische bewegingen doen ook.”
En mensen die het niet gewoon zijn in een volgwagen, doen de schrik van hun leven op als ze toch eens een koers vanuit die positie meemaken – geloof ons: we spreken uit ervaring. Sergeant knikt en lacht. “Vroeger, toen er nog een invité naast mij zat, moest ik vaak lachen. Die man of vrouw remde honderd keer mee, klemde het handvat van de deur vast, greep met beide handen naar het dashboard… Ze stapten soms misselijk uit, maar achteraf lieten ze wel weten: ‘Een onvergetelijke ervaring!’”
Memorabele momenten
Vraag Sergeant naar zijn mooiste, meest memorabele momenten vanuit de volgwagen, en hij blaast. “Dat zijn er veel. Ik herinner me een Parijs-Roubaix, toen ik nog bij Domo-Farm Frites zat, waarbij het vooraf dagenlang geregend had. Normaal gezien is het Bos van Wallers de eerste strook waar je vooraan moet zitten. Maar de dag voordien was ik alleen met de volgwagen erop uitgetrokken en was ik de eerste kasseistrook van de koers gaan bekijken, iets wat normaal gezien niemand doet. Ik zag hoe verschrikkelijk die erbij lag – het was één grote modderpoel, want de dag voordien had daar net een boer zijn land omgeploegd. Ik wist: hier gaat de koers gereden worden. Dus gaf ik mijn renners vanuit de volgwagen de opdracht om net voor die eerste strook naar de kop te gaan en de gas vol open te draaien. Max van Heeswijk sprintte, de rest van de ploeg in zijn wiel, er naartoe alsof de finish om de hoek lag. Mijn voorspelling kwam uit: de ene valpartij na de andere, met complete chaos tot gevolg. Onze ploeg kwam er zonder kleerscheuren door en er hing niet bijster veel volk meer in de wielen. De koers was daar al grotendeels gereden. Servais Knaven won, en ik had daar mijn aandeel in.” Sergeant raakt op dreef. “In Parijs-Bourges 1999 reden Daniele Nardello en Andrei Tchmil in volle finale op kop, met een jagend peloton achter hen. Ik was voordien nog ploegleider van Tchmil geweest, en zag dat hij absoluut wilde winnen. Ik gaf Nardello via de oortjes de opdracht de laatste twee kilometer niet meer over te nemen. Ik zag onze Italiaan twijfelen. Hij gesticuleerde. ‘Ze gaan ons pakken!’ Maar ik hield voet bij stuk: in het wiel blijven, niet overpakken! Ik had het goed gezien, Tchmil bleef gas geven. Op 250 meter van de streep zei ik doodkalm in Nardello’s oortje: ‘Nu mag je overnemen!’ Hij won makkelijk. Meteen na de podiumceremonie is hij me uitgebreid komen bedanken.” De Lotto-ploegleider beseft echter dat hij soms ook geen enkele verdienste heeft aan een zege van een van zijn renners. “Peter Van Petegem had in 2003 al de Ronde gewonnen en hij startte ook als favoriet in Parijs-Roubaix. Er reed een groep weg met kleppers als Vjatsjeslav Jekimov, Rolf Aldag en Dario Pieri. Op de strook voor Carrefour de l’Arbre schreeuwde ik in de oortjes: ‘Je moet ernaartoe! Nu! Snel! Of ze zijn weg!’ Maar Peter bougeerde niet. Hij bleef achteraan het groepje rijden. Tot ze Carrefour opdraaiden. Meteen nam hij de kop, en hij reed iedereen uit het wiel, recht naar de kopgroep toe. Hij haalde ze in net toen ze op het asfalt kwamen. Perfecter getimed kon die inspanning niet zijn. Peter had het veel beter ingeschat dan ik vanuit de volgwagen. Hij klopte zijn medevluchters makkelijk op de piste.”
En er mag natuurlijk ook al eens gelachen worden. “We reden een koers met start in Bergamo. De hele karavaan stond klaar voor het vertrek op de parking van een grootwarenhuis. Op de koersradio hoorden we plots: ‘Partenza!’, maar het duurde even vooraleer de wagens voor ons begonnen te rijden. Er was slechts een uitgang, en dus volgden de wagens elkaar quasi op automatische piloot. Na 15 kilometer zaten we middenin het gewone verkeer en hadden we nog geen coureur gezien. Wij maar foeteren op de organisatie: ‘Wat is dat hier? Dat trekt op niks!’ Tot we op de koersradio plots een oproep hoorden om solidair te zijn: ‘Er rijden maar drie volgwagens achter het peloton. Willen die ook renners van andere ploegen helpen als ze lek rijden!’ Pas toen hadden we door dat we met z’n allen een verzorger aan het volgen waren die ergens op het parcours eetzakjes ging uitdelen.”
En dan is er die keer dat het huilen Marc nader stond dan het lachen. “In de Ronde van Vlaanderen kregen we een lekke band net voor de Molenberg. Zat ik plots als een coureur te roepen achter mijn stuur: ‘Plat! Plat!’ Niemand die kwam helpen natuurlijk. Ik moest het zelf doen: op zoek naar het reservewiel, dat onder een stapel wielen, eetzakjes en kledij lag, daarna dat wiel vervangen… Terwijl al die supporters die voorbijkwamen stonden te lachen natuurlijk. ‘Amai, als de coureurs even traag van wiel zouden wisselen…”
De ŠKODA Superb-volgwagen
“Het is de ideale volgwagen. Die moet ruim zijn, zodat je er van alles in kwijt kan – wielen, een mecanicien of verzorger, eetzakjes, extra kledij, een frigo met frisse bidons… De ŠKODA Superb is wellicht de ruimste van alle volgwagens. Minstens even belangrijk: de betrouwbaarheid van de wagen. We hebben nog auto’s gehad waarvoor het elke morgen bang afwachten was: gaat hij starten? Ik herinner me ook een dag in de Tour de France waarop onze bus niet startte. Paniek, natuurlijk. Wat als we niet op tijd aan de start stonden? Gelukkig reden al onze ŠKODA-volgwagens wel en hebben we zo onze renners op tijd aan de start gekregen.”