Epicentrum
“Kijk, daar moest Lampie een gat laten op Philippe Gilbert in het jaar dat hij Dwars door Vlaanderen won.” Drie kilometer later: “Ginder trok Tom Boonen door in de E3 Harelbeke. We moesten ons allemaal dubbelplooien om eraan te blijven hangen.” Nog eens vijf minuten verder. “Als je hier op deze baan links gaat, kom je uit aan de arrivé van Halle-Ingooigem.” We zitten in het wiel van Tim Declerq – meesterknecht bij Deceuninck-Quickstep en winnaar van de Kristallen Zweetdruppel in 2018, Stijn Steels – nu nog Roompot-Charles maar volgend jaar ook lid van The Wolfpack, en Lode Bogaert, uitbater van Kaffee Carlito in Tielt. En als er een ding overduidelijk is, dan is het wel dat we hier in het prachtige epicentrum van de Vlaamse voorjaarskoersen zitten. Maar dan zonder dat we voor de 135ste keer de Oude Kwaremont, de Paterberg en de Taaienberg voor de wielen krijgen. Dat was ook de bedoeling toen we Lode en co vroegen voor ons een mooi Melkeri(e)tje uit te tekenen.
Tussen kroeg en schrijn
Een paar uur eerder, in Kaffee Carlito in Tielt. Voor ons staat een dampende kom heerlijke spaghetti. Onze Martini-Tonic is dan al lang op – geen deftige maaltijd zonder aperitief! – en intussen geven we onze ogen goed de kost. De Carlito houdt namelijk het midden tussen een authentieke bruine kroeg en een soort wielerheiligdom, waarin diverse schrijnen de aandacht trekken.
Lode wijst. Lode vertelt. Lode kan zijn trots niet wegsteken. “Daar hangt het truitje dat Yves Lampaert droeg tijdens zijn eerste Ronde van Vlaanderen. Geschaafd en met gaatjes in, want Yves kwam nogal zwaar ten val. Hij reed de koers toch uit.” Lode wijst nu naar de twee shirts die naast dat van Lampaert hangen. Zijn ogen glimmen van trots. “De truitjes van Tim Declerq en Stijn Steels, dat compleet gescheurde exemplaar daar. Met de rugnummers er nog op, en de geur van hun zweet er nog in, want niet gewassen. Ruik maar!”
We bedanken voor het aanbod, maar u snapt het plaatje: authentieker dan in Kaffee Carlito kan het haast niet. En dat net de truitjes van deze renners hier hangen, is natuurlijk geen toeval. De Carlito is de thuisbasis van De Melkerie, het trainings- en vriendenkliekje van zeven profrenners uit de streek dat nog meer bekendheid verwierf toen Stubru-presentatrice Linde Merckpoel het meterschap op zich nam.
Mogen zich officieel Melkerie-lid noemen: Yves Lampaert, Jonas Rickaert, Bert Van Lerberghe, Jens Debusschere, Pieter Vanspeybrouck, Stijn Steels en Tim Declerq. Die twee laatsten zijn vandaag aanwezig, en hebben ook net een Martini-Tonic – “In november mag alles”, aldus Steels – en een spaghetti Carlito binnengespeeld. “De spaghetti Carlito is wereldberoemd in Tielt en omstreken!” zegt Steels. Voegt Declerq er lachend aan toe: “Op de kaart staat ook De Reus, een enorme portie spaghetti. Maar dat is meestal geen goed idee voor een training, tenzij je die spaghetti wat later wil terugzien.”
Die training is vandaag een ritje van 66 kilometer, over een geaccidenteerd parcours. Uitgetekend door Lode, maar op een terrein dat ook vaste trainingsprik is voor de jongens van de Melkerie. Tim wil het parcours vooraf even bekijken. Stijn Steels grinnikt. “Ai, Tim zijn autistische Strava-kantjes komen weer boven.” Declerq knikt. “Op training zal ik nooit het eigen parcours kruisen, of dezelfde baan twee keer doen. Dat staat niet mooi op Strava.” Stijn vult aan: “En dus moeten we op training soms een lus van 20 kilometer omrijden om aan Tims wensen te voldoen. Lastig, hoor.” Tim zelf: “Ik doe ook liever een ritje waarbij je een mooi rondje rijdt – en je dus op Strava een cirkel of een vierkant krijgt, dan dat je van punt A naar punt B rijdt, en dan langs bijna dezelfde weg terug, waardoor je op Strava alleen maar een streep of smalle lus ziet.” Lode kent zijn pappenheimers en dus kan Tim met een gerust hart op weg. Zegt Lode. Geen dezelfde wegen, en het parcours wordt niet gekruist. Zegt Lode.
Melken is zagen
We rijden Tielt uit en van daaruit leiden zowat alle wegen naar… de Poelberg. De Poelberg is voor Tielt wat de Mont Ventoux is voor de Provence. Een baken, een uitschieter in het landschap. Alleen is de Poelberg geen 1912 meter hoog, maar 45, en kun je hem zelfs amper een berg noemen. Maar toch: de weg loopt er eventjes op, en de molen op de top is een richtpunt voor de vele wielertoeristen uit de streek. “Het is het enige klimmetje vlakbij”, zegt Stijn Steels. “Ik heb zelfs een trainingsrondje op en rond de Poelberg. En als je hem 20 keer na elkaar beklimt, begint dat door te wegen, hoor.” Wij rijden hem gelukkig maar één keer op, en trekken dan via Dentergem, Oeselgem en Zulte richting Nokere, ofte het voorgeborchte van de Vlaamse Ardennen.
De zichten worden wat weidser, de banen wat smaller, onze ademhaling wat zwaarder. Want met onder meer de Holstraat, de Boeregemstraat en andere minder bekende klimmetjes richting Nokereberg lopen de benen een eerste keer vol. Tim Declerq is lyrisch over deze streek. “Ik heb hier altijd in de buurt gewoond, en als renner is dat een voordeel. Ik reed mijn oprit af, en ik belandde in een speeltuin. Nu woon ik sinds kort in Houthulst, en ik geef toe: ik mis de heimat wel een beetje.” Tims verhuis was geen reden om afscheid te nemen van De Melkerie, het trainingsgroepje waarin West-Vlaams de voertaal is en koffie en taart verplichte kost. Ze trainen nog steeds vaak samen, en ze zagen nog steeds even veel op elkaar. “Dat klopt. Zagen is wat ons bindt.” Stijn Steels, ofte de Hulk van Heultje, moet lachen. “Vandaar ook onze naam: de Melkerie. Melken is West-Vlaams voor zagen. In het peloton kent iedereen ons intussen, vooral dus door dat onophoudelijke gezeur. Soms werken we de andere renners op de zenuwen.”
Ze waren oorspronkelijk met zes, maar Jens Debusschere heeft het intussen tot zevende Melkerie-boy geschopt. “Daar zal het wellicht bij blijven”, zegt Steels. “Er zijn een aantal voorwaarden waaraan je moet voldoen om te kunnen aansluiten. Eén: je moet uit West-Vlaanderen komen. Pech voor Tim Merlier. Die fietst vaak mee, maar woont in Wortegem, aan de verkeerde kant van de grens tussen Oost- en West-Vlaanderen. Twee: je moet met jezelf kunnen lachen. Drie: je moet én kunnen zagen én tegelijkertijd wel presteren. Vier: je moet koffie en taart lusten en daar op training ook voor willen stoppen.”
Vandaag geen koffiestop onderweg. In de Carlito wacht er immers nog Martini-Tonic. En Orval. En… “Het is november. Dan mag dat.” Het zijn, nogmaals, de woorden van Stijn Steels.
De rug van El Tractor
Maar voor we ons, dorstigen, kunnen laven aan al dat lekkers, gidst Lode ons eerst nog via enkele prachtige baantjes naar Anzegem, het dorpje waar dit jaar op 21 juni het Belgisch kampioenschap plaatsvindt. Onnodig te zeggen dat Tim en Stijn er heel erg naar uitkijken. “Zo dicht bij huis een kampioenschap rijden: dat is altijd speciaal. We rijden zo goed als voor eigen volk, hé.” En hoewel het parcours nog niet officieel is voorgesteld, weet Stijn duidelijk al meer. Vanuit Anzegem gidst hij ons naar Tiegem, waar we richting de voet van Tiegemberg ofte het Vossenhol rijden. Maar in plaats van, zoals in de finale van de E3 Harelbeke of tijdens Kuurne-Brussel-Kuurne, de grote weg helemaal tot boven te rijden, slaat Stijn na 200 meter linksaf, een klein straatje in.
Ik ben hier al vaak voorbijgekomen met de fiets, maar dit straatje ben ik nog nooit ingereden. ‘Warandedreef’ kan ik nog net op het straatnaambordje lezen. “Dit baantje ligt op het parcours van de plaatselijke ronde van het BK. Primeurtje voor Bahamontes. Schakel maar een tandje kleiner.” Een waarschuwing die net op tijd komt. Plots, tussen de bomen, loopt het smalle wegje steil op. 13% zegt mijn Garmin op een bepaald moment. Ai, zeggen mijn benen. Dankzij dit steil ondingetje van iets meer dan een halve kilometer krijgen we volgend jaar gegarandeerd geen massasprint, zoals op het recentste BK in Gent dit. Met dank (niet!) toen aan het oersaaie, foeilelijke plaatselijke rondje. Zeker omdat die verraderlijke Warandedreef uiteindelijk weer uitkomt op Tiegemberg, waar we ons bijna uit stilstand weer op gang moeten trekken. Het kraakt nu aan alle kanten.
Eens we voorbij de top van het Vossenhol de duik richting Waregem inzetten, ontvouwt zich een prachtig uitzicht, met dank aan het heerlijke herfstzonnetje. De gas wordt nu opengedraaid, de gesprekken stokken. Ik zit in het wiel van Tim Declerq en ervaar meteen waarom zijn Wolfpack-ploegmaten hem ‘El Tractor’ gedoopt hebben. Wat is het goed toeven achter de brede rug van deze meesterknecht die al sinds 2017 honderden – neen: duizenden kilometers kopwerk voor zijn rekening heeft genomen in het blauwe shirt van de mannen van Lefevere. De kilometers richting Tielt vliegen voorbij en voor we het weten, zien we in de verte de molen op de Poelberg opdoemen. “Zo gaan we het parcours kruisen, Lode! En zo dicht bij huis, totaal onnodig.” Tim vloekt luidop. Wij lachen, en trekken nog een laatste keer door. Want de toog wacht. Het is tenslotte november…