Sprinters. Dat zijn spierbundels die leven van die allerlaatste kilometers richting finish, sterke beren die boven zichzelf uitstijgen als het peloton zich op één lijn trekt, krachtpatsers die net kalm worden als de nervositeit bij anderen stijgt, mannen die gewelddadig exploderen met de meet in zicht. Het zijn renners die hun krachten ballen in een paar honderden meter, die met hun granieten kuiten en marmeren dijen snelheden halen van meer dan 70 per uur en die desnoods door een muur zouden spurten. Ze kicken op overwinningen met een paar millimeter verschil - een banddikte, zoals de wielercommentator graag orakelt – en ze zijn niet bang om lijf en leden te riskeren, en hebben dus ook geen schrik om grandioos op hun muil te gaan. Daarom deze ode aan zij die zich specialiseren in het sparen van hun krachten, in het winnen van wedstrijden door zo weinig mogelijk op kop te rijden, behalve de laatste meters. Daarom deze ode aan de sprinters.