Wij gebruiken cookies
Nibali Klein1
leesvoer

Veni. Vidi. Vincenzo

Nibali spreekt

In de jaren na de dood van Marco Pantani, hebben veel Italianen geprobeerd in zijn voetsporen te treden, maar één renner fietste altijd een straatlengte voor hen uit. Vincenzo Nibali, won klassiekers, triomfeerde in de drie grote rondes en was de eerste Italiaan ná Pantani in het geel op de Champs-Elysées.

Tekst: Jo Badisco Foto's: Jelle Vermeersch

“Dit wordt de lelijkste foto ooit van mij gemaakt. Moet die krans echt op mijn hoofd?” Vincenzo Nibali heeft in Italië al langer de status van keizer bereikt, maar de Siciliaan houdt overduidelijk niet van al te groot vertoon.

Zijn verhaal begint knap 25 jaar geleden op de drempel van een volgestouwd winkeltje in Messina waar Giovanna en Salvatore Nibali videocassettes verhuren. Op zijn fiets draait hun zoon Vincenzo eindeloze rondjes om de videotheek. “Sommige klanten mopperden over mijn roekeloosheid. Ik was niet te houden, ik reed wel eens tegen mensen aan. En als ik viel, had iedereen het geweten. Ik had nogal een kort lontje. Rond mijn 10de maakte ik een serieuze smak. Ik zei toen aan de dokter dat hij me goed moest verzorgen, want dat ik mijn benen nodig had om wielrenner te worden.”

“Ik was impulsief en rebels, soms liep ik een paar uur van huis weg en op school durfde ik klappen uit te delen. Na weer zo’n voorval had mijn vader er genoeg van: hij zaagde mijn fiets in stukken. Mijn wereld stortte in, ik weende drie dagen aan een stuk.”

In die periode leert de kleine Nibali via de televisie Superman op een fiets kennen: Marco Pantani. “Ik raakte helemaal verslingerd toen ik hem zag wegflitsen op de Mortirolo tijdens de Giro van 1994 en de onaantastbare Miguel Indurain tot een meeloper degradeerde. Ook al was hij niet de knapste man in het peloton – op dat vlak ging er niemand boven Mario Cipollini – de renner Pantani werd ons referentiekader. In alles wilden mijn vrienden en ik op hem lijken, behalve dan die kale knikker. We wilden allemaal een replica van zijn blauwgroene Bianchi, met een goedkoper versnellingsapparaat, maar wel met het gele zadel Marco Pantani van Selle Italia. En ja, de bandana. Jonge renners kregen mee dat een helm hun leven kon redden. Op de fiets droegen we een helm, op straat een Pantani-bandana.”

“Met Pantani in mijn hoofd en de onstuimigheid van een puber in mijn lichaam stond ik op een kruispunt: wielrenner proberen te worden of de vakschool volgen. Mijn grootmoeder beloofde me voor mijn 14de verjaardag een cadeau waar bijna alle jongens van die leeftijd wild van worden: een scooter. Ik bedankte en vroeg haar een mountainbike, een Atala. Ik reed eerst mountainbikewedstrijden voor ik me op het wegwielrennen stortte. Sommige jeugdvrienden waarmee ik jaren had gefietst verkozen een leven op de scooter en in de bar, ik koos voor een leven op de fiets. Niet veel later overleed ook nog een van mijn eerste fietsvrienden. Hij werd aangereden door een auto, zelf reed hij met… een scooter.”

Nibali2

Dubbele legerdienst

De meeste Siciliaanse wielrenners die het maakten als prof – denk aan Paolo Tiralongo, Damiano Caruso of Salvatore Puccio – lieten hun eiland achter om op het vasteland hun carrière vorm te geven. Ook Vincenzo Nibali zet op z’n 15de koers naar de wielerregio bij uitstek, Toscane. Samen met jeugdvriend Carmelo komt hij terecht in Mastromarco, een onooglijk dorp waar het wielerhart stevig klopt en waar krachtmens Andrea Tafi, nóg een voorbeeld voor de jonge Nibali, zijn vaste kapper heeft. ‘We gingen fietsen bij het jeugdteam Gruppo Sportivo Mastromarco van sportdirecteur Carlo Franceschi, een man die hamerde op discipline. Carmelo kon zich niet aanpassen en trok al na een paar maanden terug naar Sicilië. Ik zal niet zeggen dat het voor mij elke dag perfect liep. Ik moest hard wennen aan het opgelegde dieet: volgens de ploeg had brood daarin geen plaats. Onbegrijpelijk. Samen met de andere jongens gingen we daarom vaak brood stelen, net als cola en chocolade. Die paar jaar in Toscane telden voor mij als een dubbele legerdienst.”

Carlo Franceschi kneedt Nibali tot een stevige jeugdrenner. “Hij had de regelmaat van Gimondi, de klasse van Hinault en de impulsiviteit van Magni. Door zijn instinctieve manier van koersen kleurde hij veel wedstrijden, maar verloor er ook veel. Zijn ongebreidelde aanvalslust leverde hem de bijnaam Lo squalo dello Stretto, de Haai van de Straat (van Messina), op.”

Nibali’s carrière verloopt parallel met die van leeftijd- en eilandgenoot Giovanni Visconti. Vandaag zijn ze ploegmaats bij Bahrain-Merida, maar geen ziel die daar 15 jaar geleden een eurocent op had durven te verwedden. In de jeugdcategorieën vechten ze meermaals een verbeten strijd uit, bijna elke keer moet Nibali het onderspit delven. “Giovanni was in alles de beste. Bovendien had hij ook nog de looks.”

Tijdens de GP Sportivi di Pioggia alla Cavalla, een belangrijke amateurwedstrijd, loopt de wedijver uit de hand. “De rivaliteit was al begonnen op Sicilië, twee fiere jongens die het haten om te verliezen. In die bewuste wedstrijd overdreven we misschien wat in onze drang om te andere te doen verliezen.”

Giovanni Visconti in een interview vorig jaar: ‘Vincenzo remde met opzet om mij ten val te brengen. Mijn sprint ging verloren, ik was razend. We gingen op de vuist, vooral ik deelde flink wat slagen uit. We moesten voor de wedstrijdjury verschijnen en het bijleggen. Met fikse tegenzin. Intussen kunnen we er smakelijk om lachen.’


(Het volledige interview met Vincenzo Nibali leest u in Bahamontes 24 - Ciao Marco)

Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief