Even is er paniek. Kort voor we op het vliegtuig naar Bologna stappen, stuurt Tonina Pantani (68) een mail. Ze vraagt zich af wat nu ook alweer het doel van ons gesprek is. De mail is zo kort dat hij aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. Als het doel haar niet bevalt, zal ze het gesprek alsnog afblazen. Dan kunnen we onze vliegtickets meteen in de vuilnisbak kieperen.
Dat Marco Pantani de grootste klimmer van zijn generatie was, antwoord ik, bij uitbreiding misschien wel de grootste klimmer uit de geschiedenis van het wielrennen, en zij was al die jaren een bevoorrechte getuige. Zij mag niet ontbreken in het nummer dat Bahamontes aan haar zoon opdraagt. ‘Oké,’ antwoordt ze. ‘We zien elkaar in het museum in Cesenatico.’
Het museum van Marco Pantani, naast het station van het Italiaanse kuststadje, is een pakhuis volgestouwd met trofeeën, fietsen, shirts, foto’s, ansichtkaarten en krantenknipsels van de jong gestorven kampioen. Te veel zondagsschilders hebben ook werk aan hem opgedragen, maar dat maakt niets uit. Dit is Italië. In Italië is wielrennen een akte van geloof: tifosi verklaren, elk op hun manier, hun eeuwige liefde voor de kleine renner die de tegenstand aan zijn zwaard reeg op de flanken van de hoogste bergen. Il Pirata leeft hier nog altijd.
Tonina Pantani, geboren als Tonina Belletti, is stipt op de afspraak. Ze komt aan in een kleine zwarte Fiat met een geel dak en gele achteruitkijkspiegels. Daar past ze, met haar anderhalve meter, precies in. Op witte gympjes dribbelt ze het museum binnen, waar haar kleinkind achter de balie zit, de dochter van Marco’s zus. We zetten ons achter in het museum. Daar kan ze rustig praten, tegenover de legendarische motor van Marco, een Harley-Davidson met het insigne van een piraat.
“Voor mij,” zegt ze, “is Marco niet dood. Voor mij zal hij blijven leven tot mijn laatste dag. Tot dan zal ik strijden om het beeld over hem bij te stellen: ik wil de hele wereld laten zien wie mijn zoon werkelijk was. En ik merk nu al dat ik, beetje bij beetje, gelijk krijg. Kijk maar naar wat in de voorbije jaren naar buiten is gekomen over zijn positieve dopingcontrole in Madonna di Campiglio. Daar is Marco voor het eerst vermoord.”
In Madonna di Campiglio werd Marco Pantani in de vroege ochtend van 5 juni 1999, twee dagen voor het einde van de Giro, met te veel hematocriet in zijn bloed betrapt. De aanwezigheid van te veel rode bloedcellen wijst doorgaans op het gebruik van het verboden middel epo. Pantani werd, als rozetruidrager, onmiddellijk naar huis gestuurd. Tonina heeft altijd volgehouden dat haar zoon is geflikt. Hij was de dagen daarvoor gecontroleerd, hij wist dat er nog een onaangekondigde controle zat aan te komen. Wat zou hij dan domme dingen doen?
“Marco was niet positief”, zegt Tonina. “Ze wilden gewoon niet dat hij voor de tweede opeenvolgende keer de Giro won. Na de dood van Marco heb ik veel geleerd. Ik kende niets van wielrennen. Als ik wilde begrijpen wat mijn zoon was overkomen, moest ik me verdiepen in zijn wereld. Ik heb de computer en Facebook ontdekt, allemaal in mijn eentje. Ik weet nog altijd niet waar ik de innerlijke kracht vandaan heb gehaald. Wellicht heeft Marco me geholpen.”
(Lees het volledige interview in Bahamontes 24 - Ciao Marco)