Wij gebruiken cookies
Gazetta
leesvoer

'Hij is dood. Italië is lamgeslagen.'

Integraal: de tekst in la Gazetta Sportiva, na de dood van Marco Pantani

In Bahamontes 24 - Ciao Marco staat een geweldig artikel dat u terug meeneemt naar het jaar 2004, naar de dagen tussen zaterdag 14 en woensdag 18 februari om precies te zijn. De dagen tussen de dood en de begrafenis van Marco Pantani. In dat stuk is sprake van een geweldig stukje proza dat ene Marco Pastonesi neerpende in La Gazetta Sportiva, de weekendversie van La Gazetta dello Sport die op zondag 15 februari verscheen. Dit is de integrale, vertaalde tekst.

MILAAN, 14 februari 2004 - Twee lijntjes als twee messteken. Twee lijntjes, wanhopig getikt door een persagentschap, Ansa, een naam die we al te vaak grappend verbasteren tot ansia (angst, nvdr.), lijntjes die je adem doen stokken, die je leven veranderen, en je beroofd achterlaten. Twee lijntjes, maar eigenlijk had eentje volstaan, die je met de voeten weer op aarde brengen, beladen met een zwaar gemoed. Twee lijntjes die Italië tot stilstand brengen, verlammen, als een Superman die moet overleven in een rolstoel en zich moet uitdrukken met vlammen en bliksems, hittestralen en een tranenregen, maar alleen met de ogen.

Die twee vermaledijde lijntjes om 22u42, op tv omgezet in een hoop lettergrepen, en in dit artikel vermenigvuldigd tot 70 lijntjes, en op de pagina’s en pagina’s die zullen volgen waarop onze zielen zullen zoeken naar een reden die we nooit zullen vinden, zullen ze proberen om te vergeten maar nooit kunnen vergeten, zullen ze proberen te verdedigen, aan te vallen, goed te praten, te bekritiseren. Uiteindelijk zullen ze enkel op zichzelf kunnen teruggebracht worden, met een ‘als maar’, met een ‘mocht er’, met een ‘wat als’, die aankomen als vuistslagen, als nieuwe messteken, als andere doodslagen.

Marco Pantani is dood. En de tragedie is nog verschrikkelijker als eender welke dood we kunnen bedenken. Of misschien niet. Want er waren twee andere momenten die Italië en onze zielen verlamden, ook al liggen die jaren achter ons, en niet toevallig raakten ze de sport ongenadig hard in het hart: het vliegtuig van het Grote Torino dat te pletter sloeg tegen de heuvel van Superga, op 4 mei 1949, en de laatste adem van Fausto Coppi in een ziekenbed in Tortona, op 2 januari 1960. Het Grote Torino op een meedogenloze dag, de mist die de doodstrijd verhulde, het nieuws dat mond-tot-mond de achtergeblevenen vond. En Coppi op een loden ochtend, de sneeuw die ook alle harten bevroor, en zijn knechten Carrea en Milano die ook engelen zijn geworden, misschien opdat il Campionissimo geen weet zou hebben van het verschil tussen Aarde en Hemel. Als je de ogen sluit, word je achtervolgd door meer overleden iconen: Tommy Simpson, de Britse renner, neergedaald op de Ventoux, of Gianluca Signorini, de aanvoerder van Genoa, de spieren monddood gemaakt door ALS. En dan nog de horror in het Heizelstadion, in Brussel, op 29 mei 1985, met 39 geofferde zielen. Als een 11 september: we zullen exact weten waar we waren, wat we zeiden, bij wie we waren toen we hoorden dat Pantani gestorven was.

Marco Pantani is dood, en misschien was hij al dood op 5 juni 1999 in Madonna di Campiglio, tijdens de Giro d’Italia, gepakt door de dopingcontroleurs. Of misschien stierf hij een tweede keer op 30 mei 2003 bij de waterval van Cascata del Toce, opnieuw in de Giro d’Italia, toen hij bergop een van zijn versnellingen inzette. Alleen was deze versnelling kort, flauw, breekbaar, slap, krachteloos, onbezield, en haalden de anderen hem in geen tijd terug. Of misschien stierf hij in Milaan op 1 juni 2003, aan het einde van die Giro d’Italia, toen hij behalve aan zichzelf niemand zei dat hij al beslist had dat hij alles zou opgeven, zou achterlaten. En dat deed hij ook, Marco Pantani. Hij gaf alles op, liet alles achter, en aan het eind gaf hij ook zichzelf op, liet hij zichzelf achter.

Ieder van ons heeft zijn Pantani. Denk aan de woorden op het asfalt, 'God is kaal', tussen Sassuolo en Maranello. Denk aan al die keren dat de mensen langs de kant van de weg jou 'Pantani' toeriepen, ze riepen naar de Pantani in jou, ongeveer gekleed als hij, maar oneindig zwaarder en stunteliger. Denk aan die keer dat hij je toefluisterde: "je hoeft geen superlichte fiets te hebben als je in je ziel een lichaam als een rotsblok draagt." Denk aan die keer dat hij je toevertrouwde: "Ik spring weg bergop om de kwelling minder lang te voelen." Denk ook aan die keer waarop je hebt gezegd: "Ik ben knecht geweest: om anderen iets te kunnen vragen, moet je zelf bereid zijn om te geven." En zijn "doping is een ethisch probleem: het is als iedereen overtuigen om belastingen te betalen wanneer niemand ze betaalt", iets wat jou tot voor kort geestig leek, een kwinkslag, plakt nu aan jouw verslagen geest. Denk nogmaals aan zijn knechten-vrienden, van Conti tot Clavero, van Fontanelli tot Codol, die hem beschermden met die bescheiden eenvoud van iemand die het gewend is nooit zijn eigen emoties te uiten. Denk aan 'als maar', denk aan 'mocht er', denk aan 'wat als’. Denk dat dit hier een hel is, dat het niet eerlijk is, dat het zo niet loopt, dat er eerst een brief wordt geschreven, dat er ciao wordt gezegd, dat er wordt gewuifd. Bedenk dat dit niet geldt.

Bedenk dat de sport deze twee vermaledijde lijntjes niet verdient. Want sport is leven, en niet de dood. Het is lachen, en niet huilen. En het scenario zou geen hotelkamers moeten voorzien, verpakkingen van geneesmiddelen, de eenzaamheid van een hond.

(Tekst: Marco Pastonesi Vertaling: Jo Badisco)

Gazetta1

Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief