Wij gebruiken cookies
Tijdrit heden 1
leesvoer

Antwerpse steenwegen, Olympisch erfgoed

De tijdrit van 1920

101 jaar geleden was Antwerpen de organisator van de zevende en enige Olympiade ooit in België. Iedereen die er zich nog iets van herinnert, laat staan er zelf bij was, is dood. En in de stad aan de stroom zijn de resterende sporen van die Olympische Spelen schaars. Wat er wél nog ligt: het parcours van de 175 kilometer langer tijdrit. We gingen het verkennen.

Tekst: Patrick Vincent Foto’s: Károly Effenberger

Verhelderende oefening. Zoek het lijstje op met de grootste steden ter wereld. In de top 20 zijn er slechts vier die zichzelf ook olympisch mogen noemen: Tokio (op 1), Mexico-Stad (5), Peking (8) en Rio de Janeiro (19). De Spelen zijn nooit zelfs maar in de buurt geweest van Delhi, Caïro, New York, Buenos Aires of Istanboel, megametropolen met veel meer inwoners dan België en Luxemburg samen.

Wél voor eeuwig en altijd olympische plaatsen: Nieuwmoer, Wortel, Schoonbroek, Zammel, Westmeerbeek, Koningshooikt of Oude God. Al die boerengehuchten en achterafdorpjes ontvingen 101 jaar geleden de Olympische Spelen op hun grondgebied. Nee, niet de grote vedetten van die Spelen van 1920: de Finse hardloper Paavo Nurmi, de Hawaïaanse zwemmer en surfpionier Duke Kahanamoku of de Italiaanse Zorro met vijf keer schermgoud en de superheldennaam Nedo Nadi. Het waren 46 grotendeels anoniem gebleven amateurs die zich voor de wegtijdrit, een grote lus door de provincie Antwerpen, hadden ingeschreven. Veel potten braken die mannen achteraf niet meer in de internationale wielrennerij. Van de meeste deelnemers is hun uitslag op die 12de augustus 1920 het enige in de annalen bewaarde wapenfeit.

OS 1920 Garden City Velodroom 2

Moordstrookjes

44,2 kilometer moeten Van Aert en Evenepoel straks vlammen in Tokio om Ganna, Dennis en andere Dumoulins van de olympische titel te houden. In 1920 mocht het net iets meer zijn. 175 kilometer kregen de renners toen te vermalen. Pittige afstand voor een tijdrit, vinden we vandaag, maar niet zo uitzonderlijk in die tijd. In de Tour de France van datzelfde jaar, die Philippe Thys enkele weken voor de olympische wegrit had gewonnen, was de kortste rit er een van 300 kilometer. De langste bedroeg 482 kilometer.

Het parcours liep over kasseien, grint of – met een beetje geluk – macadam. Beter lopend beton en asfalt kenden ze nog niet. Maar de steenwegen van toen liggen er vandaag nog altijd, netjes op dezelfde plek als 101 jaar geleden. Schuif de wegenkaart van 1920 maar eens over die van Google Maps. Hier en daar hebben gemeentebesturen een ring rond het centrum aangelegd, er zijn massa’s gronden verkaveld en nieuwe woonwijken gekomen waar toen nog gewoon weiden en bossen lagen, en op sommige plaatsen is een eenvoudige kasseiweg een viervaksbaan geworden met een McDonald’s, een Lidl, een JBC en zes autodealers. Maar nagenoeg elke bocht in het parcours van de olympische wegrit, elke kronkel rond een kerk in de kleinste dorpskern ligt vandaag nog op de identieke lengte- en breedtegraden.

Wie de olympische ervaring ten volle wil beleven, kan dat. Zelfs opnieuw met de fiets. De meeste gemeentebesturen in Antwerpen hebben de voorbije jaren netjes hun best gedaan om nieuwe, min of meer van de rijweg afgescheiden fietspaden aan te leggen naast de ooit zo levensgevaarlijke steenwegen op hun grondgebied. Op twee of drie uitzonderingen na zijn de vermaledijde moordstrookjes op het volledige parcours verdwenen. De kans dat een onoplettende boer in een monsterachtige pikdorser je van de baan maait tussen Retie en Dessel is een stuk kleiner dan pakweg twintig jaar geleden.

Tijdrit heden 10

Gelooid aan de hals

De race ging in 1920 van start op vrijdag 13 augustus om 9 uur. Om de vier minuten vertrok een renner 300 meter buiten de dorpskern van Merksem, op de Bredabaan (met de klemtoon op de laatste lettergreep zoals Antwerpenaars dat uitspreken). Uitzwaaier van dienst was de toenmalige UCI-voorzitter Emile De Beukelaer, vooral bekend als de man die met zijn Elixir d’Anvers duizenden paarden van de kolieken redde en oude omaatjes aan een vrolijke, semicomateuze oude dag hielp. Op de plek van de start staat vandaag in een klein parkje annex parking een standbeeld van Merksems bekendste zoon, Gaston Berghmans. Ze hebben de komiek afgebeeld in zijn bekendste rol, die van Joske Vermeulen, u weet wel, de pokke-irritante kleuter die telkens op een stoel moest klimmen om de telefoon op te nemen. Gaston, volle neef van die andere Merksemse volksheld, Heilig Hermanneke, werd 90 jaar, maar was nog lang niet geboren in 1920.

De renners zaten destijds meteen in het groen buiten de randstad. Vandaag is de Bredabaan (alias de N1) zo goed als volledig dichtbebouwd. Het is een ellenlang lint van eerst appartementen, dan grote winkelketens en – naarmate je Brasschaat nadert – steeds protserigere villa’s. Pas aan de afslag naar Essen in Maria-Ter-Heide, waar een houwitser uit de Tweede Wereldoorlog plompverloren de verkeerde richting aanwijst, verlaat je de suburbane olievlek rond de metropool. Daar, aan het Kasteel Withof, het eerste van de vele kastelen die de renners die dag zouden passeren, zitten we al meer dan 16 kilometer van de Antwerpse Grote Markt.

Op het officiële routeblad van de Olympische Spelen lezen we het zo: ‘Merxem – Brasschaet – Esschen (vl.-kontr.) – Nieuwmoer – Wuestwezel – Hoogstraeten – Merxplas – Turnhout (vaste kontrool) – Desschel – Moll (bevoorradingsk.) – Gheel – Westerloo – Heyst op den Berg (vaste kontrool) – Lier – Bouchout – Oude God – Aankomst op den Velodroom.’

Je kon van de doorsnee Canadees in die tijd nog niet verlangen dat hij op voorhand het parcours was gaan verkennen, dus kreeg elke deelnemer een ‘wegaanwijzer’, een chronometer en een kilometerteller mee, alle drie ‘aangebracht op de rijwielen’. En ook de renners waren geëquipeerd, met een koord ‘gelooid aan den hals’ zowaar. Je wil toch vermijden dat zo’n onbetrouwbare Tjeko-Slovaak zich halverwege de koers, ergens op een boerenerf ter hoogte van Leemseinde, stiekem zou laten aflossen door een nog anoniemere compagnon. Zowel in Turnhout als in Heist moesten de 46 een controleblad tekenen en checkte de jury of de koord nog altijd reglementair rond de nek was gespannen. In Mol – ‘juist voor den ijzeren weg’ – kregen ze eten en drinken. Het volledige parcours was afgezet. Niet door seingevers met hoop op twee pinten en een boterham met boerenworst, maar door soldaten. De oorlog was nog niet zo lang voordien afgelopen, het Vlaamse volk was gewend aan militairen.

Een beetje koers probeert vandaag de fotogenieke plekjes van de regio op te zoeken. Dat is goed voor de helikopterbeelden en de ‘internationale uitstraling’. Je weet nooit hoeveel Maleisiërs onder de indruk raken van het landschap van Nokere Koerse en prompt een citytrip naar Kruishoutem boeken. Maar met het parcours van de olympische wegrit van 1920 zouden de marketeers van de organisatie vandaag wel heel hard hun best moeten doen. Neem Westerlo, een van de mooiste gemeentes van de provincie, daar bestaat geen twijfel over. Maar gezien vanop die ellendige N19 spelen al die schitterende kastelen maar een povere bijrol. ‘Op dit veld kweken wij ballen’ staat in dikke letters op een bijgebouw van voetbalstadion Het Kuipje. KVC Westerlo zou in 1920 nog dertien jaar op zich laten wachten.

Tijdrit heden 6

Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief