José ontvangt me bij hem thuis, in de Brandstraat in Sint-Niklaas. “Ginder, links, ligt de De Cauwer-straat, daar woonden vroeger bijna alleen maar De Cauwers. En daar, rechts, dat huis met dat kleine venster, dat is mijn ouderlijk huis. Het is ook nog de Brandstraat, maar grondgebied Temse. Mijn pa heeft er tot zijn dood, begin dit jaar, gewoond. Hij was 102. Ikzelf woon hier al sinds begin 1980. En ik denk dat ik nooit meer wegga…” We installeren ons op het terras, met zicht op de grote tuin. “Elke morgen zet ik koffie en ga ik wandelen, tot ginderachter, bij die bomen. Aan mijn kippenhok heb ik een plank gemaakt waar ik mijn kop op kan zetten, en dan ga ik even dag zeggen aan mijn kippen. Meer heb ik niet nodig.”
José wijst naar de oprit, aan de zijkant van het huis. “Daar, op die plek, is mijn leven veranderd, op 25 september 1980, mijn verjaardag. Ik stond op de oprit toen mijn vrouw me riep. ‘Telefoon!’ Het bleek Willy Van Doren te zijn, de grote baas van DAF Trucks, de sponsor van de ploeg waarbij ik net een tweejarig contract had getekend. Ik had er juist twee mindere seizoen opzitten, maar ik was vastbesloten bij DAF nog eens te knallen. ‘Ik zit hier samen met Hennie Kuiper, en we hebben een voorstel. Zou je ploegleider willen worden?’ Ik heb geen vijf seconden moeten nadenken: ‘Het is goed! Ik doe het!’ Ik heb de telefoon neergelegd en heb tegen mijn vrouw gezegd: ‘Ik ben net gestopt met koersen.’”
Dat was dus in 1980, op de dag waarop José 31 was geworden. Maar ik wil het vandaag met hem vooral hebben over het decennium in de aanloop naar zijn nieuwe leven.