Wij gebruiken cookies
PRESSESPORTS 064925 0007
leesvoer

Het decennium van José De Cauwer

"Coureurs hadden in de seventies niet zo'n goede naam"

Iedereen kent José De Cauwer (74) als co-commentator, koersanalist en wielerorakel. Een mens zou al eens vergeten dat hij in de seventies zelf ook een niet onaardig profrenner was. Het decennium van…

José ontvangt me bij hem thuis, in de Brandstraat in Sint-Niklaas. “Ginder, links, ligt de De Cauwer-straat, daar woonden vroeger bijna alleen maar De Cauwers. En daar, rechts, dat huis met dat kleine venster, dat is mijn ouderlijk huis. Het is ook nog de Brandstraat, maar grondgebied Temse. Mijn pa heeft er tot zijn dood, begin dit jaar, gewoond. Hij was 102. Ikzelf woon hier al sinds begin 1980. En ik denk dat ik nooit meer wegga…” We installeren ons op het terras, met zicht op de grote tuin. “Elke morgen zet ik koffie en ga ik wandelen, tot ginderachter, bij die bomen. Aan mijn kippenhok heb ik een plank gemaakt waar ik mijn kop op kan zetten, en dan ga ik even dag zeggen aan mijn kippen. Meer heb ik niet nodig.”

José wijst naar de oprit, aan de zijkant van het huis. “Daar, op die plek, is mijn leven veranderd, op 25 september 1980, mijn verjaardag. Ik stond op de oprit toen mijn vrouw me riep. ‘Telefoon!’ Het bleek Willy Van Doren te zijn, de grote baas van DAF Trucks, de sponsor van de ploeg waarbij ik net een tweejarig contract had getekend. Ik had er juist twee mindere seizoen opzitten, maar ik was vastbesloten bij DAF nog eens te knallen. ‘Ik zit hier samen met Hennie Kuiper, en we hebben een voorstel. Zou je ploegleider willen worden?’ Ik heb geen vijf seconden moeten nadenken: ‘Het is goed! Ik doe het!’ Ik heb de telefoon neergelegd en heb tegen mijn vrouw gezegd: ‘Ik ben net gestopt met koersen.’”

Dat was dus in 1980, op de dag waarop José 31 was geworden. Maar ik wil het vandaag met hem vooral hebben over het decennium in de aanloop naar zijn nieuwe leven.

Wat vooraf ging aan de Seventies...

IMG 20230710 WA0011

“Eigenlijk wilden mijn ouders niet dat ik coureur werd. Dit was een straat waarin alleen maar boeren woonden. Coureurs, dat waren zonen van cafébazen of van kruideniers. Maar geen mensen uit deze straat. Mijn pa werkte op de Boelwerf in Temse, en hij boerde hier, op het veld dat nu mijn tuin is, en op een akker wat verderop. Hij heeft zijn hele leven met de vroege en de late gestaan op de Boelwerf, en toch stond hij elke dag even vroeg op, en ging hij elke dag even laat slapen. De shift die hij niet op de scheepswerf moest draaien, draaide hij op het veld. Ik heb het nooit anders geweten.”

“Ik ben gestopt met school op mijn 14de. Daar heb ik achteraf spijt van gehad, want ik was intelligent genoeg om verder te studeren. Anderzijds: als ik toen naar school was blijven gaan, was ik misschien nooit in de wielrennerij beland. Ik had de Tour de France gezien, en dacht: dat wil ik ook. Alleen mocht ik dus niet koersen van mijn ouders. Pas op mijn 16de gingen ze overstag. Toen ik tijdens mijn eerste koersen gelost werd, lachten ze me gewoon uit. Op een dag reed ik in Kemzeke. Het regende oude wijven en plots zag ik mijn vader, moeder en nonkel langs het parcours staan. Het was de eerste keer dat ze kwamen kijken! Ik was dolgelukkig, ook omdat ik dacht dat ik nadien wel met hen in de auto mee naar huis zou kunnen. Niet dus. Ze wachtten niet op mij, en dus moest ik in mijn natte kleren nog naar huis fietsen. Toen heb ik gezworen dat ik ze eens ging laten zien waartoe ik in staat was.”

Meer lezen?

Het volledige interview leest u in Bahamontes - Seventies!

Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief