Wij gebruiken cookies
L1470149
leesvoer

Afscheid van onze Patroonheilige

Rust zacht, Federico!

Onze Patroonheilige, Federico Bahamontes, is niet meer. Op 95-jarige leeftijd hebben de vleugels van de Adelaar van Toledo het definitief begeven. Dit voorjaar trok Bahamontes voor ons Feest-nummer nog naar Toledo om er onze ultieme kopman te ontmoeten. Maar Bahamontes bleek zijn nest toen al te hebben verlaten. En een interview zat er ook niet meer in. Maar Edwin Winkels kwam wel terug met een mooi verhaal. Wij publiceren het hier integraal, als ode aan onze patroonheilige.

Tekst: Edwin Winkels Foto's: Dimitri Van Zeebroeck

Meer lezen?

Deze reportage komt uit Bahamontes 41 - Feest!

Als ik op de late maandagmiddag met de auto Toledo verlaat, brengt de radio het bericht dat Gina Lollobrigida is overleden. Ik moet direct denken aan de man, wiens sporen ik de hele dag heb gezocht in de stad. Lollobrigida was op haar sterfdag een jaar en vijf dagen ouder dan Federico Martín Bahamontes. Mensen, sterren, mythes geworden, bekend in de halve wereld, geboren in de jaren 20 van de vorige eeuw. De necrologieën volgen elkaar op. Maar nee, Bahamontes, met groot verschil de oudste nog levende Tourwinnaar, gaat nog niet dood.

Zijn illustere voorgangers uit de bijzondere wielerjaren 50 werden niet oud. Fausto Coppi, Bahamontes’ mentor bij diens enige Tourzege in 1959, werd 40. Hugo Koblet stierf zelfs een jaar jonger. Louison Bobet haalde 59. En Bahamontes’ generatiegenoten was evenmin een lang leven beschoren; Jacques Anquetil werd 53, Gastone Nencini 49. Van de hele top 10 van de Tour van 1959 leeft alleen nog de eindwinnaar.

Niemand kan zich voorstellen dat Federico Bahamontes, die op 9 juli 95 zal worden, ooit dood zal gaan, hoe breekbaar hij ook oogt. Tenger was hij altijd al, zowel tijdens als na zijn fietscarrière. Nu is hij mager, zijn wangen wat ingevallen. En - het ergste – zijn benen doen het niet meer. Dagelijks oefent hij, maar verschillende lange ziekenhuisopnames in het voorbije anderhalf jaar hebben zijn spieren opgevreten. De spieren die hem sneller dan wie dan ook de cols opstuwden. Zes keer was hij bergkoning van de Ronde van Frankrijk, maar vooral die eindoverwinning in 1959 maakte van hem een van de twee meest aanbeden helden van het grauwe, door Franco onderdrukte Spanje. De andere was stierenvechter El Cordobés. Hij leeft ook nog, 86 jaar ondertussen.

Nee, zegt Vicky – over haar later meer – we moeten echt niet denken dat haar papi binnen enige tijd zal overlijden. Onmogelijk, zo snel gaat de aftakeling van een kampioen niet. Hij is de man die zelf op zijn 90ste nog het beeld ter ere van hem onthulde op de Miradero van Toledo, een mooi uitkijkpunt aan de rand van het monumentale, hooggelegen oude centrum van de stad. Hij is de man die nog tot zijn 91ste gasten ontving, vaak journalisten vanuit de hele wereld, en met hen zijn gebruikelijke wandeling door dat oude Toledo maakte, kwiek over de kasseien, breedsprakerig, immer op en top gekleed in zijn colbert, een gestreken pantalon en een stropdas. Dat deed hij ook met Joost Vandensande, tien jaar geleden voor het eerste nummer van dit tijdschrift. ‘Hij bruist van leven, niemand zou zeggen dat hij al 84 is’, schreef Joost, en de vele interviewers die sindsdien nog volgden, zouden hetzelfde zien, zeggen en opschrijven.

Hij is de man die op zijn 92ste nog in zijn Mercedes stapte en 300 kilometer noordwaarts reed richting Villanueva de San Mancio waar Vicky woont en met haar moeder een posada runt, een herberg in een oude, verbouwde woning die al van haar overgrootouders was. De Mercedes trouwens die ook Federico’s dood kon zijn geweest, vijf jaar geleden, op zijn finca, een stuk grond met een bungalow in Argés, 8 kilometer ten zuiden van Toledo. Daar, onder de olijven en amandelbomen, ontvluchtte hij altijd de zomerse hitte van de kokende stad, maar ook de rest van het jaar kwam hij er vaak. Toen hij uit zijn auto stapte en het hek wilde openen, begon de Mercedes weer te rijden en plette hem tegen het ijzerwerk. Een buurman kon hem een uur later uit zijn benarde positie bevrijden. De oud-wielrenner herstelde snel van zijn lichte verwondingen.

L1070286

Nee, Fede, in 1928 geboren als Alejandro, maar Federico geworden omdat een oom, die ook zo heette dat een mooiere naam vond, gaat nog niet dood. Al gaat het niet zo goed meer met hem. Al heeft hij de laatste anderhalf jaar vaker in het ziekenhuis gelegen dan dat hij thuis is geweest.

En thuis is niet meer Toledo. Dat is het meest opmerkelijke, voor sommigen zelfs onbegrijpelijke aan het huidige leven van Bahamontes. De adelaar is weggevlogen uit zijn eigen stad. En misschien zullen ze hem er nooit meer terugzien, behalve dan in dat eeuwige brons op de Miradero.

Sommigen zullen het als verraad beschouwen. Bahamontes ís Toledo, en Toledo ís Bahamontes, sinds hij er als kleuter met zijn ouders terechtkwam vanuit het platteland in de omgeving, bij het dorpje Val de Santo Domingo. Het gezin van Julián Martín en Victoria Bahamontes, met inmiddels ook nog drie dochters, vertrok alleen tijdens de Spaanse Burgeroorlog in de jaren 30 enkele jaren uit Toledo, naar een vluchtelingenkamp in Madrid. De armoede en de honger zouden Federico de rest van zijn leven markeren. Na enkele jaren zijn dagelijkse, door moeder geëiste 60 peseta’s te hebben verdiend met het rondbrengen van groente en fruit, eerst lopend, later op een fiets met aanhanger, ontdekte hij dat hij met hard fietsen in wedstrijden meer zou kunnen verdienen. En opdat de mensen zich hem beter zouden herinneren ging hij koersen onder de weinig gebruikelijke achternaam van zijn moeder. “Want van Martín zijn er alleen al in Andalusië zoveel als er olijven zijn”, zei hij.

Op zijn 25ste begon die weinig gebruikelijke achternaam ook naam en faam te verwerven. Bij zijn eerste deelname aan de Tour de France, in 1954, won hij het bergklassement, vóór de winnaar van het algemeen klassement, Louison Bobet. Slechts Luxemburger Charly Gaul kon hem in dat tijdperk evenaren op de cols, de rest zag hem altijd ongrijpbaar wegvliegen. Toen een Franse journalist beschreef hoe op de toegangspoort naar Toledo het stadswapen met een tweekoppige adelaar stond afgebeeld, doopte Tourbaas Jacques Goddet de Spaanse spektakelrenner tot de Adelaar van Toledo.

--

De stenen adelaar op de toegangspoort van Toledo is versleten en grauw, geteisterd door de uitlaatgassen van de duizenden touringcars. Maar ook de sporen van de adelaar van de fiets beginnen te vervagen.
L1060640

“Toch jammer dat hij is vertrokken, met alle vrienden die hij hier heeft”, zegt Pilar in de deuropening van haar woning. Zij is de vrouw van Faustino Suárez, ooit even amateurrenner en gedurende zeventig jaar de beste vriend van Federico. Of méér dan een vriend. In de jaren 50 begonnen zij samen een fietswerkplaats in de Calle Honda van Toledo. Als ik in de korte, hellende straat naar Faustino vraag wijst een buurvrouw zijn woning aan; hij woont er nog steeds, met Pilar, in de straat waar hij 83 jaar geleden werd geboren.

“We verhuurden ook fietsen, voor 50 cent”, zegt Faustino. “Nee, niet aan toeristen, die waren er toen nog niet. Aan jongens uit de stad die het leuk vonden op een fiets door de straten te racen.”

Daarna investeerde Bahamontes zijn gewonnen prijzengeld in een nieuwe fietswinkel, in het hart van de stad, op het Plein van de heilige Magdalena, waar hij zelf boven woonde met Fermina Aguilar, met wie hij in 1956 was getrouwd. Fermina stond ook weleens in de winkel, zij deed de boekhouding, maar Faustino was er het vaakst; altijd, elke dag, tot de zaak in 2004 de deuren sloot. Ze waren er allemaal te oud voor geworden.

Het driehoekige, schuin licht aflopende pleintje is het eerste waar Bahamontes een leegte achterliet. Hij en Fermina verkochten winkel en woning voor goed geld, want de stad was toen al supertoeristisch, een vaste etappe in Spaanse rondreizen. Ze gingen even verderop wonen, tegenover het Alcázar, het beroemde fort dat de omgeving beheerst. De rommelige Plaza Magdalena, waar een terrasje en scheef geparkeerde auto’s om de beperkte ruimte strijden, heeft nooit de naam van Bahamontes gekregen, zoals sommigen willen. Zelfs Federico zal nooit groter zijn dan een heilige. Wél werd het plein in 1959 opgedragen aan de renner, na zijn triomfantelijke thuiskomst van de Tour, toen duizenden mensen hem kwamen toejuichen.

Boven zijn vroegere winkel, die sinds de verkoop een Chinese supermarkt herbergt, onder de balkons en tussen de elektriciteits- en telefoonkabels, hangt een plakkaat met de naam van de twee heiligen, Magdalena en Bahamontes, op een tekening van een adelaar met bergen op de achtergrond. Het is al jaren niet schoongemaakt. Op de kabels, de richel en de luifel eronder hoopt de duivenstront zich op.

L1460296

De woning tegenover het Alcázar is nog wel van hem, maar Bahamontes is er al lang niet meer geweest. Ze hebben hem ook niet meer gezien in de nabijgelegen barretjes, noch in de winkels waar hij fier, in colbert en met stropdas, elke dag voorbijliep, op weg naar zijn kantoor ‘beneden’. Daar, in het nieuwere deel van de stad, ligt het pand van de Peña Club Bahamontes dat ook nog altijd zijn eigendom is.

Het kantoor wekt een trieste, verwaarloosde indruk. Het raam is stoffig en vuil. Enkele posters van de Vuelta Ciclista de Toledo, en eentje met een tekening van Bahamontes, zijn vergeeld en bijna onleesbaar. Op de deur hangt een wit bord: ‘En alquiler’ (te huur) met daaronder een telefoonnummer. Wanneer ik het in mijn telefoon invoer en wil bellen, zie ik dat het het nummer van Vicky is. We hebben al sinds enkele weken contact over de man die ze ‘mijn vader’ noemt – maar over haar later dus meer, veel meer.

Ik trek aan de ijzeren deur, maar die is op slot. Achter die deur van de Peña en in een loods elders in de stad staan, liggen en hangen nog veel spullen van Bahamontes. Ook een stapel exemplaren van dit tijdschrift, dat hij sinds het eerste nummer trouw kreeg opgestuurd, maar waarvan de zending nu al enige tijd wordt geretourneerd omdat ze niet meer bezorgd kunnen worden op nummer 8 van Avenida General Villalba. Er is nooit iemand en er is ook geen brievenbus. “Het zijn hele mooie boeken, al begrepen we natuurlijk niets van de tekst”, zegt Faustino.

Maar belangrijker dan een Bahamontes-op-papier: in de Peña, waar het lekt als het regent, staan zijn vroegere fietsen, trofeeën, oorkondes, foto’s en vele andere spullen te verpieteren. Een tijdje stond het meeste nog in het dorp Seseña, op de weg naar Madrid, waar montagebedrijf en voormalig wielersponsor Würth in zijn loods een provisoir Bahamontes-museum had geïnstalleerd. Maar het Duitse concern sloot daar zijn deuren.

Bahamontes laat zijn memorabilia al tijden aan niemand meer zien. Ook Faustino komt al jaren niet meer in de Peña, eigenlijk sinds ze in 2017 stopten met de organisatie van de Ronde van Toledo. Met het verdwijnen ervan hield ook de Peña Club Bahamontes op te bestaan. En een paar jaar later gebeurde er iets naars tussen beide vrienden. Zo naar dat Federico zijn vriend niet meer wil zien, na bijna 70 jaar vriendschap.

Faustino rept overigens met geen woord over die breuk, waarvan ik op dat moment nog niets weet. Maar toch, misschien een signaal: sinds Fede uit Toledo is verdwenen, nu al bijna drie jaar geleden, hebben ze elkaar niet meer gezien. Een van de laatste keren was op de begrafenis van Fermina, Fede’s vrouw, die in augustus 2018 op 91-jarige leeftijd overleed. Ze was al jaren ziek, en met haar overlijden verdween, zonder dat hij het toen al besefte, het laatste anker dat Bahamontes in Toledo hield.

Als Faustino Suárez contact wil met zijn oude vriend, moet dat via WhatsApp met Vicky. Hij vindt het een beetje raar ook, dat Fede wegging. “Die vrouw is 47 jaar, hij 94. Dat is precies het dubbele.”

Faustino is ook niet in het ziekenhuis van Valladolid geweest waar Bahamontes al sinds de zomer van vorig jaar verblijft. “Dat is drie uur rijden, en weer drie uur terug. Dan zou ik, op mijn leeftijd, daar een dag langer moeten blijven. Als je hem ziet, geef hem dan een omhelzing namens mij. Je zult zien dat hij bij het horen van mijn naam zal opfleuren, dat zijn herinneringen zullen terugkeren.”

Faustino

Achter die deur van de Peña liggen nog veel spullen van Bahamontes. Ook een stapel exemplaren van dit tijdschrift, dat hij sinds het eerste nummer trouw kreeg opgestuurd, “Het zijn hele mooie boeken, al begrepen we natuurlijk niets van de tekst”, zegt Faustino.
L1060830

Die herinneringen. Bahamontes heeft ze nog wel. Dingen van vroeger vooral, die komen zo weer boven, die staan in zijn geheugen gegrift omdat hij ze al 60 jaar zo vaak heeft verteld aan iedereen die het wilde horen. Al had hij van elk verhaal wel verschillende versies, want zo was Bahamontes. Hij praatte graag, onophoudelijk, en kleurde de herinneringen in, naar eigen goesting. Moeilijker te bewaren zijn voor hem de recente gebeurtenissen, het hier en het nu.

Pedro Delgado had me al gewaarschuwd, begin dit jaar bij de presentatie van het parcours van de Vuelta, de grote ronde in eigen land die Bahamontes nooit wist te winnen. Delgado had zijn collega-Tourwinnaar in 2021 opgezocht voor een tv-interview, in de herberg in Villanueva de San Mancio waar, op de beelden, een bronzen adelaar prominent voor Bahamontes op tafel staat. Hij is dol op al zijn adelaars, in alle vormen en maten. Die heeft hij wél allemaal vanuit de Peña en de finca meegenomen.

“Als ik hem iets vroeg,” zei Delgado, “Fede se iba por las ramas.” Fede ging in de takken klimmen, betekent dat. Dat zeggen Spanjaarden van iemand die zich niet bij de boomstam, het hoofdthema, houdt, maar ongevraagd allerlei zijpaden gaat bewandelen. Daar was Bahamontes sowieso altijd al goed in, maar vandaag neemt zijn hoofd vaak die afslag zonder dat hij er zich van bewust is.

Ook details worden moeilijker. Dat het in januari echt januari is, bijvoorbeeld, dat wil hij weleens vergeten. Het zou voor hem ook november kunnen zijn. Niet augustus, dat weet hij ook wel, want het is koud geworden, en in de kou mag hij van Vicky niet meer naar buiten, daar is zijn gestel te kwetsbaar voor.

In augustus is het juist heel heet, vooral in Toledo, dat weet hij als geen ander. Daarom trok hij altijd naar die finca, zijn buitenhuisje. Om de hete flat in een oververhitte stad te ontvluchten. Meestal zonder Fermina, dat was ook wel fijn. In zijn eentje hield hij de grote tuin bij, besproeide hij de planten in de talloze bloempotten, onderhield hij het prachtige paadje van het hek naar de deur, zeeg hij neer in de schaduw van de olijfboom.

62 jaar waren hij en Fermina getrouwd, tot haar dood hen scheidde. Het was niet eens een heel gelukkig huwelijk, maar scheiden, dat deed je echt niet, vond Federico. Ze konden geen kinderen krijgen, samen. Dus besloot hij, of liet hij zich door een jongere minnares overtuigen, om het met haar te proberen. Hij was al bijna 60, en ze kregen in 1988 een tweeling, Angelica en Victoria. De meisjes bleven bij hun moeder in Madrid wonen. Bij hem mochten ze niet komen, dat wilde Fermina absoluut niet, nadat Federico zijn bedrog had opgebiecht.

--

Het tijdschrift Interviú bracht destijds het exclusieve verhaal van ‘de geheime dochters’ van wielerheld Bahamontes. ‘De coureur heeft hen verlaten toen ze acht maanden oud waren’, stond op de voorpagina. Hij vermoedde dat de moeder van de meiden het verhaal voor een flink bedrag aan het magazine had verkocht. Vanaf dat moment was er van het huwelijk van Federico en Fermina eigenlijk niet veel meer over.

-

L1460542

“Ik mag van Fermina mijn dochters niet zien, maar haar neefjes hebben we hier voortdurend over de vloer”, klaagde Bahamontes weleens tegenover zijn vrienden. ‘De neefjes’, dat zijn de kinderen van een broer en zus van Fermina. Na haar dood kregen zij uit de erfenis de finca in Argés toebedeeld, volgens het door Fermina opgestelde testament. Dat deed Federico pijn. Hij verloor zijn persoonlijke paradijs, zijn toevluchtsoord, hij voelde zich bestolen. Triest haalde hij er zoveel mogelijk bloempotten weg. Die vormden de vracht in een van zijn drie ritten met een bestelbus naar Villanueva de San Mancio, in de provincie Valladolid. Daar staan ze nu in de tuinen van de herberg en van een ander groot vakantiehuis dat van Vicky is, het Casa del Corro. Hij heeft ze, tot zijn ziekenhuisopname, gekoesterd zoals als hij op zijn finca deed.

En dat terwijl zijn buitenhuisje in Argés ideaal zou zijn geweest toen covid in maart 2020 ook Spanje overviel. Wekenlang was het verboden de straat op te gaan, alleen voor boodschappen, één keer per dag. En de ouderen, de meest kwetsbaren, moesten maar helemaal níét onder de mensen komen. Toch werden verpleeghuizen, toen het virus er eenmaal was binnengedrongen, sterfhuizen. In 2020 overleden in Spanje 40.000 80-plussers aan corona; van de 90-plussers stierven er in twintig maanden 24.000.

En toen belde Vicky hem. “Waarom kom je niet hiernaartoe? Hier kun je naar buiten, de tuin in, zit je niet opgesloten in je flat. Krijg je geen corona.”

L1470040

Ik bel Vicky vlak voor Kerstmis. Of het uitkomt om Federico Martín Bahamontes ter gelegenheid van het jubileum van ‘zijn’ tijdschrift spoedig op te zoeken.

“O nee,” zegt ze, “een interview geven, daar is hij echt niet meer toe in staat.”

Anderen, bij de presentatie van de Vuelta in Barcelona, waren al wat duidelijker geweest dan Delgado. Zij hadden het over alzheimer of dementie. Maar dat hadden ze ook maar van horen zeggen. Zij hadden Bahamontes al lang niet meer gezien.

Dan maar gewoon een bezoekje, een hommage toch ook, aan de mythische maestro, stel ik Vicky voor. Maar ze wil wachten tot na de feestdagen. “Mijn vader heeft gewoon mindere periodes, soms een terugval. Laten we even kijken hoe hij er dan voorstaat.”

“Mijn vader”, zegt ze. In een krant stond al dat hij sinds corona door een van zijn dochters werd verzorgd. De naam Vicky komt van Victoria, dezelfde naam als van de moeder van Bahamontes. En van een van zijn ‘geheime’ tweelingdochters. Maar dat is niet deze Vicky, die Sahagún als achternaam heeft.

De feestdagen in Spanje duren tot 6 januari, dan is het Driekoningen. Voor het tweede achtereenvolgende jaar brengt Bahamontes die weken in het ziekenhuis door. Hij, de wielrenner die nooit iets brak, die nooit na een val een ronde moest verlaten.

Niet dat hij nooit afstapte, maar dat deed hij op zijn Bahamontes’. Hij was een even geniale winnaar als een slechte verliezer, zijn trots stond hem vaak in de weg. Altijd zei hij wat hij dacht, en dat was meestal niet wat men wilde horen, zeker zijn bazen niet.

Eén keer won hij de Tour de France, zes keer het bergklassement, maar drie keer verliet hij de ronde voortijdig. Dan ging het gewoon niet en had hij een excuus. In 1957 zou de ploegleider hem een spuit met calcium hebben gegeven waardoor hij, van pijn, het stuur niet meer kon beetpakken. In 1960 had hij als titelverdediger last van zijn maag en hield hij het al na twee dagen voor gezien. Prachtig is de foto van Bahamontes op het perron van het station van Duinkerken, zittend op zijn koffer, ook toen al keurig in het pak met stropdas om, zijn fiets naast hem. En in 1965, zijn laatste jaar als renner, toen hij al veel tijd in het klassement had verloren, ontsnapte hij op de Aspin, stapte vervolgens af en verstopte zich in de bosjes, zodat het peloton helemaal voor niets op hem jaagde. Zijn sponsor betaalde hem niet, daarom ging hij uit koers, vertelde Bahamontes jaren later. In de eigen Vuelta waren meer van dat soort episodes, maakte hij ruzie met ploegleiders, rondebazen, rivalen en zelfs met het publiek.


Federico Bahamontes

Twee jaar geleden vroeg een krant uit Valladolid hoe hij wilde herinnerd worden. “Zoals ik altijd geweest ben. Ik zal voor niets veranderen, mijn aard en karakter zijn wat ze zijn.”

-

Baha1

Valladolid. Na een kleine drie uur rijden vanuit Toledo, scherend langs de buitenwijken van Madrid, rijd ik de stad binnen. Ze is veel minder bekend dan Toledo, minder spectaculair. Direct rechts ligt het Centro Hospitalario Benito Menni van de Ziekenhuiszusters van het Heilige Hart van Jezus. Het is niet echt een ziekenhuis, maar een luxueus verpleeghuis voor oudere patiënten met zowel mentale als fysieke problemen. Het is een vrij modern complex, met veel groen. Zomaar iemand bezoeken kan niet. Daar is een pasje voor nodig. En het kan alleen met toestemming van de familie. Bovendien, het is winter, de griep heerst, covid is nooit helemaal weg – je wilt een oude, breekbare man absoluut niet aansteken.

Die familie, dat is Vicky, plus de twee dochters van Bahamontes, die hem de laatste jaren wat vaker komen opzoeken vanuit Madrid. Hij kocht een tijd terug voor elk van hen een kapperszaak in de hoofdstad, maar dat schijnt geen succes geworden te zijn. Nu gaat het geld van Bahamontes vooral naar deze privékliniek. Hij vroeg Vicky eens hoeveel het verblijf kostte. “En hoeveel is dat in peseta’s?” was zijn volgende vraag. “Zoveel? Dan zorg ik dat ik zo snel mogelijk beter word.”

Vicky vertelt de anekdote in haar kantoortje in de Posada del Canal, 50 kilometer verderop, na drie kwartier rijden door een weidse streek met meer windmolens en zonnepanelen dan inwoners. De kamer is schaars verlicht, aan de wand tegenover haar bureau hangen foto’s van Bahamontes, aan een andere beelden van het leven van Vicky. Een opvallende met een sjerp over een jurk. ‘Miss Palencia’, staat erop. Palencia is een stadje iets verderop. “Ik was jong toen”, zegt ze.

Jong was ze ook, een jaar of 19, toen ze voor Federico dingetjes ging doen. Hij kende haar ouders een beetje. Ze regelde bijvoorbeeld het protocol en de rondemissen van de jaarlijkse Vuelta a Toledo, die Bahamontes en Faustino Suárez organiseerden in augustus, het heetste moment van het jaar. En ze ging steeds meer voor hem doen. “Fede heeft in niemand zoveel vertrouwen als in haar”, zegt Vicky’s moeder. Dus aarzelde hij geen moment toen zij hem in maart 2020 voorstelde om zich in Villanueva te installeren. Eigenlijk, zegt ze, had hij in Toledo ook niet veel mensen meer. Niemand zou in die strenge lockdown voor hem kunnen zorgen, want niemand mocht de straat op. Hier kon hij gewoon in de tuin werken, en van het ene huis naar het andere lopen. In een dorp als Villanueva kwam de Guardia Civil echt niet langs om te controleren of iedereen zich wel in huis opsloot.

“Een dorp is het beste toevluchtsoord”, zei Bahamontes. Toen de lockdown werd opgeheven, bleef hij er wonen. Maar zijn gelukzalige bestaan werd er al snel aangetast door fysiek ongemak. Tijdens het klussen viel een plank op zijn voet, brak hij een bot in zijn kleine teen. Op zijn 91ste had hij voor het eerst een voet in het gips. Maar dat was nog overkomelijk, de dagen in de tuin keerden snel terug. Een enkele keer reden Vicky en hij naar Toledo, gingen ze er eten met zijn vaste arts, in Casa Tabordo, Fede’s favoriete restaurant, met een tuin aan de oever van de Taag.

“Nu zouden we er echt niet meer heen kunnen, hij zou niet eens willen”, vertelt Vicky. “Daar is hij te trots voor, hij wil echt niet dat de mensen hem terugzien in een rolstoel. En dat kan ook helemaal niet, in de straten daar.” De hellende straten, oneffen, veel kasseien, waarover hij tot voor drie jaar nog statig als altijd paradeerde.

Die rolstoel. Toen het nog warm was, nam Vicky hem daarin mee naar het centrale plein van Valladolid. Daar zijn geen bekenden, al herkennen veel mensen hem natuurlijk wel. Er is maar één Bahamontes, toch in Spanje.

“Ik hoop dat mijn vader in het voorjaar gewoon weer bij ons in de tuin zal zijn, al is het met een rollator”, zegt Vicky.

“Maar misschien zal hij nooit meer lopen, dochter”, zegt haar moeder.

“Mama, ik mag dat toch nog steeds hopen?”

L1470178

-

IMG 20230117 WA0007

Vicky toont een foto van Federico in de tuin, hersteld van de gebroken teen, gebukt over een van zijn planten, zoals hij gebogen over het stuur zat, de Tourmalet op, de Galibier. Maar er kwamen pijnen. Na lang onderzoek bleek er een hematoom op zijn psoas te zitten, een spier die van de rug naar het bovenbeen loopt, ook wel de spier van de ziel genoemd. Bahamontes werd opgenomen, behandeld, en raakte in het ziekenhuisbed spiermassa in zijn benen kwijt. Revalidatie volgde, hij zou naar huis mogen, maar kreeg corona, daar in het Benito Menni, vlak voor de Kerst van 2021. Moest-ie plots naar een gewoon ziekenhuis, twee weken in isolatie. Het was, vooral geestelijk, een klap.

Eenmaal terug in Villanueva kwamen andere pijnen. Twee rugwervels scheurden door botontkalking, de kwaal van zijn hoge leeftijd. Op 1 juli vorig jaar was het niet meer te doen, Bahamontes kon zich nog nauwelijks bewegen, de bloeiende tuin werd onbereikbaar en Vicky bracht hem opnieuw naar de kliniek. Daar is hij nog steeds. Ontbijt, therapie, eten, siësta, nog meer therapie, zowel fysiek als mentaal. Bewegen, praten, herinneringen bovenhalen.

Nee, zegt Vicky, het is geen alzheimer, ook geen dementie. Gewoon het overvolle hoofd van een man van bijna 95, een weerbarstige wielrenner die ook liever niet in een verpleeghuis verblijft. Het bezoek wordt steeds sporadischer; bij de Posada del Canal in Villanueva kwamen nog groepjes fietsers langs, alleen maar omdat ze hém daar zouden aantreffen. Pedro Delgado zocht hem op, Miguel Indurain – twee van zijn opvolgers als Spaanse Tourwinnaars. Nu, in Valladolid, komt oud-ploegleider Javier Mínguez wel eens langs, die woont daar. En binnenkort misschien eens de burgemeester van Toledo, want daar heeft hij wel wat mee te bespreken. Al jaren belooft de gemeente hem zijn museum, want al die spullen die hij heeft, en zijn historie, en zijn naam… Maar het kwam er nooit van. En nu is hij al bijna drie jaar weg uit Toledo, vervaagt zonder museum ook zijn persoonlijke spoor op de monumentale kasseien.

Vicky’s telefoon gaat. Een krakende stem vraagt wat warrig naar de huurprijs van het kantoor van de Peña Bahamontes. Ze hangt op. “Die is echt niet geïnteresseerd, dat is gewoon nieuwsgierigheid. Toledo is net een dorp, al dat geroddel.”

Ja, over haar en Federico zal het daar ook wel gaan. Ik zeg maar niet wat Faustino over hen zei, over een man tweemaal zo oud als de vrouw.

“Ik ben officieel zijn dochter”, zegt ze resoluut. “Fede heeft ook veel teleurstellingen gehad in het leven, hij vertrouwt niet iedereen meer. Ik werk nu al zo lang voor hem, het vertrouwen is zo groot dat hij besloot me officieel als zijn dochter te adopteren. Dat kon, we hebben het voor de rechter bekrachtigd.” Dat was nogal een schok voor de echte dochters van Bahamontes, toen ze het hoorden, ook al hebben ze hun vader zelf zo weinig gezien.

Vicky rijdt bijna dagelijks naar Valladolid om Federico op te zoeken. Op zondagochtend wil hij graag churros, een typisch Spaans deegproduct als ontbijt, vaak met vloeibare chocola. Als Fede churros wil, is dat een teken dat hij zich goed voelt. Goed eten, dat was vroeger zijn manier om de cols te bedwingen. Hij wilde nooit vreemde middeltjes tot zich nemen. Want, zei hij, hij wilde ook na zijn carrière nog lang en gelukkig leven, fysiek en mentaal gezond blijven, niet te vroeg sterven, zoals zo veel coureurs zou overkomen.

Vicky herinnert zich die ene zin die hij steeds vaker zegt: “Ik heb van al mijn rivalen gewonnen, zowel in de koers als in het leven.”

Op 9 juli hoopt Federico Martín Bahamontes zijn 95ste verjaardag te vieren in de tuin van de Posada van Villenueva de San Mancio. Dan zal het ook een mooi moment zijn om hem te bezoeken, zegt Vicky. We zijn welkom. Een mooie speling van het lot, trouwens. Die dag beklimt het peloton van de Tour de France de Puy de Dôme. Op die gedoofde vulkaan won Bahamontes in de zomer van 1959, de dag na zijn 31ste verjaardag, de klimtijdrit. Hij reed aartsrivaal Charly Gaul op anderhalve minuut, hield ook Anquetil, Rivière en Anglade achter zich en stelde zich zo kandidaat voor de eindzege. Voor de eeuwige roem.


--

(Die 95ste verjaardag heeft hij, op 9 juli, nog kunnen en mogen vieren. Maar niet in de tuin bij Vicky. Een maand later, op 8 augustus, stierf onze Patroonheilige. Moge hij de hemel beklimmen zoals de cols... RIP, Federico.)

Fan van de koers?

Is deze geweldige reportage u goed bevallen? Wil u meer Bahamontes-verhalen lezen?
L1470281

Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief