De 12de rit in de Tour van 1977 is lang voor de start in Roubaix al een vreemde etappe in een bizarre Ronde. In de maanden vooraf en op de dag zelf heeft niemand het over de aankomst in Charleroi. Alle ogen zijn namelijk gericht op – het moet een unicum zijn in de Tourgeschiedenis – een tussenspurt bij het Beursgebouw in hartje Brussel. Maar veel meer nog dan om het prestigieuze decor gaat het om wat er te verdienen is.
Voor de winnaar ligt een premie klaar van 100.000 frank, een uitzonderlijk hoog bedrag voor die tijd, en dat blijft het ook als je het vergelijkt met vandaag. In de Tour van 2018 mocht de winnaar van zo’n tussendoortje 1500 euro bijschrijven op zijn rekening. Als je de 100.000 frank van 1977 omrekent naar vandaag en je houdt daarbij rekening met de index, dan kom je uit op meer dan het vijfvoudige: een kleine 8000 euro.
Het moet en zal een glamourgala van de snelle mannen worden. Speciaal voor de gelegenheid staat er zelfs fotofinishapparatuur. Hoogst uitzonderlijk voor een tussenspurt in 1977, maar het wordt ongetwijfeld een millimeterstrijd tussen de oude Franse Tourspurtbom Jacques Esclassan, de Nederlanders Jan Raas en Gerben Karstens, en onze landgenoten Rik Van Linden en Patrick Sercu. Het wordt ook Sercu, maar op een manier waarop niemand ook maar 1 frank – laat staan 100.000 – had durven te verwedden.
Makkelijk over de Muur
Het heeft niet veel gescheeld of Sercu zat op dat moment al lang en breed weer thuis. De eerste Tourweek was veelbelovend. In theorie toch, want je kunt je afvragen of koersdirecteuren Félix Lévitan en Jacques Goddet niet beter hadden moeten weten. Ze hadden een nooit eerder gezien parcours uitgetekend: geen vlakke aanloop, maar na de proloog in Fleurance meteen de Pyreneeën in. Het verhoopte spektakel kwam er uiteraard niet. De favorieten bleven, om het met het latere adagium van Ti-Raleigh-deelnemer met rugnummer 82, José De Cauwer te zeggen, wachten-wachten-wachten.
Wie ook wacht is Eddy Merckx, die nochtans op zoek is naar zijn langverwachte zesde eindzege. Niet langer in het iconische bruin en zwart van Molteni overigens, maar in de blauw-witte trui van zijn nieuwe sponsor Fiat France. En er is nog iets opmerkelijks. Voor het eerst sinds 1969, bij Faema, rijden boezemvrienden Merckx (32) en Sercu (33) in dezelfde ploeg. Het is ook al van zijn eerste eindzege geleden dat Merckx zich de luxe veroorlooft van een echte spurter in zijn Tourteam, toen Guido Reybrouck. Knechten en hardfietsers had hij nodig. Voor etappezeges en premies zorgde hij zelf wel.
De Tour van 1977 sleept zich hemeltergend saai van rit naar rit. Ondanks de Pyreneeën is de winnaar van de proloog nog altijd in het geel op weg naar Charleroi: Tourdebutant Didi Thurau (22). Maar weinig vuurwerk voorin betekent niet dat de spurters achteraan minder geleden hebben in de cols. Sercu wilde in de 2de etappe, over de Aspin, de Tourmalet en de Aubisque, zelfs al in de bezemwagen stappen. Maar hij durfde niet: “Nog nooit in mijn leven heb ik zo afgezien. Wel tien, twintig keer heb ik gedacht aan afstappen, maar dan dacht ik: nee, niet in de 2de rit. Mocht het de 15de of de 16de geweest zijn, dan was ik zeker naar huis gegaan.”
De 12de rit is met haar uiterst bizarre verloop een afspiegeling van een atypische Tour. Want wie demarreert bij de eerste tussenspurt, in Doornik? Na welgeteld 15 van de in totaal 192,5 kilometer? Geletruidrager Thurau. Waarom? God, Joost en Didi mogen het weten. Sercu springt achter hem aan, en neemt de Fransman Pierre-Raymond Villemiane en de Spanjaard Bernardino Alfonsel mee. Weinig kans dat deze ontsnapping met vier ver draagt natuurlijk, en drie van hen laten zich uitzakken. Sercu gaat alleen door. Verbijstering alom. Wat is die van plan? Alvast geen solo van 170 kilometer met een gemiddelde van 42 per uur, zegt hij later zelf, aan de aankomst: “Ik ben er alleen maar aan begonnen om gemakkelijker over de Muur van Geraardsbergen te geraken.”