Wij gebruiken cookies
B1010442 Kopie
leesvoer

Op bezoek bij Pedro Delgado

30 jaar na het proloogdebacle

De Tour van 1989 is legendarisch vanwege die verbijsterende ontknoping. Maar ook Le Grand Départ baarde toen al opzien. De proloogklok in Luxemburg tikte de seconden weg, maar de renner die als allerlaatste moest vertrekken, de favoriet, de man met rugnummer 1 als winnaar van 1988, stond niet op het startpodium. Pedro Delgado vindt het 30 jaar later niet zo erg dat hij nog regelmatig aan die blunder wordt herinnerd.

Tekst: Edwin Winkels Foto’s: Jelle Vermeersch

“Je hebt geen horloge om”, zeg ik hem.

Pedro Delgado kijkt naar zijn pols. “Nee. Soms wel hoor, maar niet altijd.”

“30 jaar geleden had je er wel een om.”

Even slaat hij aan het rekenen, dan barst de lach los. “Ja, eentje van plastic. Die hadden we van Banesto gekregen, de cosponsor. De grote wijzer had de vorm van een B, die was niet zo heel duidelijk. Je kon je wel eens enkele minuten vergissen. Maar dat was niet de belangrijkste reden dat ik te laat was, hoor.” Hij lacht opnieuw.

Delgado (59) is geen man van onverwerkte trauma’s. Te vaak al heeft hij ze moeten oprakelen, de soms fikse tegenvallers in zijn carrière, de onverklaarbare inzinkingen, pájaras in het Spaans, en hij heeft er geen enkel probleem mee om dat vandaag nog een keer te doen.

“In 2002 werkte ik voor de Spaanse televisie en startte de Tour opnieuw in Luxemburg. Op de luchthaven stond een cameraploeg van de Nederlandse televisie en ik vroeg me af welke beroemdheid bij ons in het toestel had gezeten. Maar ze wilden mij hebben. Míj. Om over 1989 te praten natuurlijk. Zo word je dus beroemd!”

Hij lacht weer, op het zonnige terras van La Terracería, een aangenaam restaurantje aan de oostrand van Madrid, in de schaduw van de drukke ringweg M-30. Het verkeer is er niet te horen, wel de vele spelende kinderen die net uit school zijn gekomen.

B1010362 Kopie2

Te laat!

Luxemburg dus. 1 juli 1989. De kleine man uit Segovia startte de Tour de France in de gele trui die hij een jaar eerder, als derde Spanjaard na Federico Bahamontes in 1959 en Luis Ocaña in 1973, op de Champs-Élysées om zijn tengere schouders kreeg getrokken. Opnieuw was hij een van de favorieten. Hij had, vanzelfsprekend, startnummer 1 en moest om 17.17 uur als laatste beginnen aan de proloog van 7,8 kilometer.

Om 17.13 uur was Laurent Fignon vertrokken vanaf het podium op de Place de Paris van het Groothertogdom. Een minuut later Steve Bauer. Daarna Fabio Parra en om 17.16 uur Sean Kelly. Om 17.17 uur stond er niemand meer aan de start. De verwarring was groot. “Cinq, quatre, trois, deux, un!” telde de starter, en de tijd begon te lopen. Maar geen Delgado. De verwarring sloeg om in paniek. Waar was de gele trui?

“Ik was Thierry Marie tegengekomen”, legt hij uit. “Die reed altijd een goede proloog. Hij was net gefinisht, terwijl ik in de straatjes achter de start een beetje aan het rondrijden was, weg van de drukte, weg van de camera’s, weg van iedereen. Marie was een aardige gozer, we spraken elkaar regelmatig in het peloton, mijn Frans was wel goed. Ik vroeg hem hoe de proloog was. En toen begon hij te vertellen. ‘Bocht zus, klimmetje zo… Een prima tijdrit voor mij. Het is voorbij voordat je het beseft’, zei hij nog. Op een gegeven moment onderbrak ik hem, ik zei: ‘Ik ga nu, anders kom ik te laat.’ Nou, te laat was het dus al.”

2 minuten en 40 seconden, om precies te zijn. Een eeuwigheid. Een verloren Tour. Pedro Delgado werd allerlaatste in die proloog, terwijl hij, eenmaal op het parcours, slechts 8 seconden verloor op Laurent Fignon en Greg LeMond, de enige mannen die hij uiteindelijk op het eindpodium in Parijs voor zich zou moeten dulden.

“Ik was ervan overtuigd dat ik de chrono van mijn leven zou rijden, ik was helemaal niet meer bang voor de tijdritten. Ik zat vol vertrouwen. Bij de start was ik me er niet eens van bewust dat ik te laat was. Ik hoorde mijn naam wel door de luidsprekers. ‘Pedro Delgado!’ Maar dat was normaal, ik was de winnaar van het jaar ervoor. Geen moment dacht ik dat er een probleem was, tot ik Echavarri, mijn ploegleider, zag staan. Druk gebarend. ‘Vertrek! Onmiddellijk!” riep hij. Normaal was hij een hele rustige man… Ik had het een beetje door, maar tóch niet helemaal. Ik reed als een gek. Nooit hebben mijn benen zo weinig pijn gedaan in een tijdrit als in die proloog.”

Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief