Wij gebruiken cookies
15260394001325Teamfoto
leesvoer

De wonderjaren van GB-MG

De wieg van Deceuninck-Quickstep

Deceuninck-Quick-Step kan dit seizoen voor het negende jaar op rij meer dan 50 zeges binnenhalen. De fundamenten van dat onwaarschijnlijke succesverhaal werden al bijna 30 jaar geleden gelegd, toen twee uitgedoofde ploegen het samen besloten te proberen. De eerste Vlaams-Italiaanse alliantie was geboren.

1993. Op dag 2 van de Tour wilde GB-MG een feestje bouwen in het ploeghotel. Mario Cipollini had in het Bretoense tochtgat Les Sables-d’Olonne de verzamelde tegenstand – waaronder Wilfried Nelissen, Laurent Jalabart en Olaf Ludwig – op een hoopje gesprint.

Verzorger Dirk Nachtergaele herinnert het zich als was het gisteren. “We zaten in zo’n donkerbruin hotel met verroeste radiatoren, schimmel in de douchecabines en loskomend behangpapier. Naast het doorgeefluik van de keuken hing een telefoon die minstens 12 kilo woog, van al het vet dat eraan hing. Cipollini was in alle staten: ‘Mamma mia, in deze hel eet ik niet!’ En dus verhuisde iedereen naar onze ploegbus, in de boomgaard van het hotel.”

Met die ploegbus oogstte de GB-MG-formatie veel bekijks. Het was een dubbeldekker van Sauna Diana, een luxebordeel in het Nederlandse Zundert. “Van de uitbaters mochten we die gratis gebruiken, mét chauffeur, op voorwaarde dat de bestickering met halfnaakte vrouwen erop bleef staan. Onze sponsors waren daar niet zo blij mee, maar toen Patrick hen voorstelde om dan maar zelf een dubbeldekker te kopen, bonden ze in.”

Aan de bus werden pannenkoeken gebakken en flessen champagne gekraakt. Een pr-man van GB animeerde het gezelschap door uit volle borst covers van Tom Jones en Engelbert Humperdinck te zingen. Michel Wuyts, die mocht meegenieten met zijn ploeg van Het Tourjournaal, rook een memorabele reportage. Hij had gehoord dat Cipollini champagneflessen kon sabreren en stuurde zijn klankman naar de keuken om een groot mes te jatten, dat hij in de handen van de Italiaan duwde.

“Cipollini sloeg onmiddellijk twee flessen de kop af”, vertelt Wuyts. “Daarna begonnen de renners de naam te scanderen van Zenon Jaskula, de Pool met de blonde oostblokkerskop en het imposante gebit. Dat was geen mens, maar een paard. En hij had een speciaal talent. Jaskula nam een hap uit de bovenste ring van zijn champagnefluit en maalde het glas fijn tussen zijn tanden. Stomverbaasd keken wij toe hoe hij nog een tweede hap nam. Ik vroeg ploegdokter Vanmol of dat medisch wel verantwoord was. ‘Ik denk dat het beter is dat we hier stoppen’, antwoordde die, lijzig als altijd.”

Het glazen dessert remde Jaskula niet af. Hij won de Pyreneeënrit op Plat d’Adet en werd derde in het eindklassement. Cipollini pakte twee ritten en droeg twee dagen geel, net als Johan Museeuw. GB-MG verraste ook iedereen in de ploegentijdrit. Voor die klus van 81 kilometer tegen de klok verwachtten de media een duel tussen het Banesto van Miguel Indurain en het ONCE van Alex Zülle en Laurent Jalabert. Maar Patrick Lefevere beschikte over een verwoestende combinatie van tempobeulen, sprinters en bonken die je gerust een week op Kamp Waes kon sturen. Na een thriller hielden Museeuw, Cipollini, Jaskula, Flavio Vanzella, Wilfried Peeters, Carlo Bomans, Franco Ballerini, Franco Vona en Laurent Pillon het machtige ONCE af met 5 seconden.

Lefevere concludeert: “1993 is hét kanteljaar uit mijn carrière en die Tour was een van de hoogtepunten. Daar paste onze Italiaans-Belgische puzzel helemaal in elkaar. We waren een van de eerste ploegen met een echte sprinttrein. Onze ploeg ging zo hard dat Cipollini alleen nog op het juiste moment uit het wiel moest komen.”

De volledige reportage leest u in Bahamontes 29 - Heeren, vertrekt!

Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief