Het wordt steeds vlakker. Windmolens sieren de weinig fantasierijke horizon. Smalle kanalen trekken dwarse strepen door eindeloze, modderige velden. De wind waait hard, zoals hij hier eigenlijk altijd hard waait. Dit zijn de Zuid-Hollandse polders.
Zuidland, tussen de haven van Rotterdam en de Haringvliet, is zo’n miniatuurdorpje dat aan Sunparks doet denken. Kleine huisjes, smalle straatjes waar auto’s elkaar amper kunnen passeren, de obligatoire molen. En daarbuiten: opnieuw die weidse vlakte. Hier woont de familie Farenhout. Boven de voordeur hangt een leien bord met zes namen, maar niet die van de man waarvoor wij gekomen zijn. Fabio Jakobsen is de vriend van Delore, een van de vier dochters des huizes, en het is Fabio zelf die de deur opendoet.
Fotograaf Sigfrid vraagt of we onze schoenen moeten uitdoen. De 24-jarige sprinter aarzelt. “Goh, doe misschien toch maar. Misschien heb je in hondenpoep getrapt.” Even later komt de toekomstige schoonmama van Fabio goeiedag zeggen. Ze ziet de gaten in mijn rechterkous. “Heeft Faab gezegd dat jullie schoenen uit moesten? Doe maar weer aan.”
Maar de vloerverwarming werkt en we zitten al aan de keukentafel. Fabio schenkt koffie in, vraagt of we een stroopwafel willen. Ik zeg dat ik blij ben dat hij er zo goed uitziet. Het valt hem niet aan te zien dat ze hem nog geen half jaar geleden meer dood dan levend van een Poolse steenweg moesten schrapen.
Jakobsen glimlacht. “Iedereen zegt dat. Blijkbaar zijn ze bang voor wat ze zullen aantreffen, als ze hier voor de deur staan. Eén vriend zette zich met een zucht van opluchting neer op de stoel. ‘Man, wat ben ik blij dat ik je überhaupt nog kan zien.’ Dat zegt het helemaal, niet?”