Het is 30° als Johan Bruyneel ons begroet in de straten van Madrid. Voor ons is dat serieus puffen, voor Bruyneel is dat net warm genoeg. “Vorige week was er hier een hittegolf. 40° en meer. Dat was niet meer plezant…” De Spaanse hoofdstad is al jaren de stad waar de geboren en getogen Izegemnaar woont en leeft. Hier heeft hij ook al talloze interviews gegeven, meestal over Lance Armstrong, US Postal, doping en zijn levenslange schorsing. Vandaag mag hij, terwijl we door de straten van Madrid slenteren, nog eens zijn eigen wielercarrière overschouwen, iets wat hem duidelijk deugd doet.
Wat voorafging aan de nineties…
“Mijn vader was voorzitter van een wielertoeristenclub in Izegem, en vanaf mijn dertiende reed ik vaak met hen mee. De stap naar competitief koersen was snel gezet. Ik was niet de eerste in de familie die begon te koersen. Georges Vandenberghe, een ex-ploegmaat van Eddy Merckx die ooit elf dagen de gele trui droeg in de Tour van 1968, was een neef van mijn moeder. Ik was dus ook niet de eerste van de familie die de gele trui droeg… Bij de jeugd won ik regelmatig op de weg, en ik maakte ook deel uit van de pisteselectie. In 1986 reed ik het WK op de baan in Colorado Springs. Om te wennen aan de grote hoogte verbleven we er een maand, waardoor ik na dat WK superbenen had. Het effect van een hoogtestage, al wisten we dat toen nog niet. Kort daarna won ik de Grote Prijs Eddy Merckx, destijds het officieuze BK Tijdrijden. Ferdinand Bracke, ex-werelduurrecordhouder, had me daar bezig gezien en hij bood me een contract aan bij SEFB, een beginnend profploegje waar hij ploegleider was. Aan 600 Euro per maand, het minimumloon. Het eerste jaar reed ik enkel kermiskoersen. Dat was hollen van de ene koers naar de andere, er was amper tijd om te trainen. In het kermiskoersencircuit kwam ik er amper aan te pas. De parcoursen lagen me niet, ik wist te weinig af van koersen kopen en verkopen, en de amfetamines waren in dat wereldje populair. Ik herinner me dat we ons aan het aankleden waren in een sporthal. Drie renners gingen tegelijkertijd naar het toilet en toen ze terugkwamen, waren ze om ter hardst opgefokt. Ze plooiden bijna hun guidon in twee… Ik reed toen clean en keek mijn ogen uit. Gelukkig konden we het jaar erop een paar internationale koersen rijden. Ik won een rit in de Ronde van de Toekomst, en werd zesde in de eindstand. Nog een jaar later, in 1989, won ik zes profkoersen, onder meer twee ritten in de Ronde van Zwitserland. Dat was voldoende om de interesse van Lotto te wekken. Ik tekende er een contract dat beter was dan bij SEFB, maar nog niet veel voorstelde.”