Parijs, zaterdagnacht 23 juli 1989. De 40-jarige José De Cauwer, ploegleider én aanjager van het kleine ADR-wielerteam, maneuvreert met precisie zijn auto in de richting van de Porte Saint-Cloud. Naast hem op de passagiersstoel ligt het beduimelde roadbook van de 76ste Tour de France. Ongeopend. Het is niet de eerste keer dat De Cauwer vannacht het parcours van de afsluitende tijdrit verkent, maar hij wil zich de 24,5 kilometer lange route meter voor meter in het hoofd prenten. En ook drukke verkeersassen bestuderen voor het geval de commotie in en rond de hoofdstad morgennamiddag niet te overzien zou zijn. De Cauwer – het zou zijn levensmotto kunnen zijn – is altijd op zoek naar een uitweg.
Van vermoeidheid, niet onlogisch na vier slopende weken waarin ook veel randzaken hem opeisten, is totaal geen sprake. In een hotelkamer in het centrum van de stad ligt namelijk zijn kopman, de tweede in het algemeen klassement. Die telt 50 seconden achterstand op de geletruidrager, de Fransman Laurent Fignon. Terwijl de straten steeds donkerder en leger worden, moet De Cauwer terugdenken aan het telefoontje dat hij eind 1988 had gekregen. Of er in zijn ploeg misschien nog plaats was voor Greg LeMond? De Amerikaanse Tourwinnaar van 1986, opgegeven door het peloton na een jachtongeval, zou zijn eigen overzeese sponsors meebrengen, dus veel risico’s waren er niet verbonden aan deze transfer. Voor de veiligheid had De Cauwer toch maar even Johan Lammerts opgebeld, zijn nieuwe Nederlandse aanwinst die redelijk close was met LeMond. Ook die vond de deal zeker het proberen waard...
(Hoe José De Cauwer de rest van die Tour beleefde, leest u in Bahamontes 31 - Duels.)