“Moh,” zei de vriend in zijn beste West-Vlaams, “je moet daar eens kijken, naar die zwarte Volvo. Staat daar nu serieus ‘Kazakhstan geschreven op dat bord op zijn dak?”
Het was een zonnige voorjaarsdag en we zaten op het terras van El Faro, het café op de top van de Bosberg, op de grens tussen Geraardsbergen en Galmaarden. Na een wandeling over de stille golven van het Pajottenland waren we toe aan een drankje.
We keken nog eens naar het bord en inderdaad, daar stond het, in gele verf op een hemelsblauwe achtergrond: ‘Kazakhstan’, met ‘kh’. Ernaast was een zon geschilderd en onder de zon een adelaar, zoals in de vlag van het Centraal-Aziatische land. We begrepen het niet zo goed. Wat deden de Kazachen hier, zo diep in het land van koeien en kasseien?
Uit de auto stapte een man met grijs haar en de torso van een voormalige worstelaar. Met zijn zware wenkbrauwen en stevig hoofd zag hij er best Kazachs uit, vonden we, maar toen we hem aanspraken bleek hij simpelweg Brabants te spreken.
“Waarom ik met dat bord rondrijd?” herhaalde hij lachend onze vraag. “Jongens, dat is een lang verhaal. Als ik daaraan begin, zitten we hier vanavond nog. Wacht, ik geef je mijn naam en nummer. Kom dan maar eens terug voor het hele verhaal. Is dat goed?”
We dronken ons glas leeg en zetten onze wandeling verder. Het bierkaartje met de naam – Guido Debleser – en het nummer van de man belandde eerst in mijn broekzak, dan tussen een stapel papieren op de hoek van mijn werktafel en uiteindelijk ook, op een onbewaakt ogenblik, in de vuilnisbak.
Maar de toevallige ontmoeting bleef door mijn hoofd spelen. Hoe zat dat nu juist, met die Debleser? Welk verhaal schuilde achter het bord op het dak van de zwarte Volvo? Wie was ‘de Kazach van de Bosberg’?