“Ik ga hier toch niet staan wachten, man. Ik zoek zelf wel een tafel uit.”
Na het interview en de fotosessie met Djamolidine Abdoujaparov gaan we nog iets eten. Nukkig negeert hij de ober die vraagt om even te wachten tot hij ons een tafel aanwijst. Abdou beent weg en gaat zitten aan een vrije tafel. Daar heet de ober ons met overdreven enthousiasme opnieuw welkom. Abdou mompelt wat, licht ziedend: “Willen jullie graag een gezellige avond of hoepelen jullie liever op? Zeg het maar.” Hij zwijgt.
“Waar heeft dit mee te maken”, vraag ik. “Laat zitten”, zegt hij, niet zonder emotie. Aan tafel zit een gedesillusioneerde man, die in iedereen eerst en vooral een tegenstander ziet. De wonden liggen open, elke nieuwe geut onverschilligheid of afkeer prikt.
Maar laten we eerst enkele uren terugspoelen. We zitten op een terras onder een dik bladerdek dat de augustushitte dempt. Afspreken met Abdoujaparov voelt als een wilde gok. We hopen dat zijn zwarte haren meteen zullen opvallen, afstekend tegen de vele bleke Duitse toeristen hier bij het Gardameer. Toch enige verbazing wanneer een man in een keurig, licht bezweet zomerhemd komt aangewandeld.
“Buongiorno, Abdou.” De haardos van 60-jarige is toch grijs geworden. “Zullen we hier gaan zitten?” We bestellen frisdrank, Abdou drinkt die haast in één keer leeg. Uitgerekend een blik Coca-Cola, de symboliek kan niet groter zijn.
Abdou groeide op in de Oezbeekse hoofdstad Tasjkent, toen nog deel van de Sovjetunie. In een land zonder fietscultuur was het voor de jonge kerel lang aanmodderen, zonder echte springplank. Hij haalt zijn telefoon tevoorschijn en zoekt in zijn galerie naar een vergeelde foto. We zien vier knapen van 12 of 13 jaar, met grote worstenhelmen die meer dan hun kruinen bedekken. Slechts een van hen heeft de onmiskenbare blik die we in de jaren 90 zouden ontdekken: strak en onpeilbaar.
“Tijdens mijn jaren in de jeugdcategorieën stuurden ze me vaak met oudere jongens op training, zonder eten. Soms was ik zo leeg dat ik te voet verder moest. Misschien wilden ze mij testen: houdt hij het vol? Ik kreeg nooit tactisch advies. In een ploegentijdrit stampte ik gewoon als een beest tot het licht uitging en ik ongenadig gelost werd.”