Het Belgisch kampioenschap in Izegem. Ik voel dat ik niet slecht ben, maar ook niet goed genoeg om met de besten mee te kunnen. Dat is niet verwonderlijk nadat ik eind april mijn pols heb gebroken bij een val in een gravelwedstrijd. Ik ben al lang blij dat ik hier vandaag aan de start sta en eindelijk kan opbouwen richting zomer. Daarom vertrek ik overmorgen op stage naar Livigno. Ik wil een verlengstuk breien aan mijn uitstekende voorjaar. Daarin heb ik gevoeld dat er nog twee, misschien drie goede jaren inzitten. Gelukkig maar, want voor mezelf heb ik al lang uitgemaakt dat ik meteen stop als ik niet meer op niveau kan zijn. Maar dat is dus nog niet voor meteen… Wanneer Wout van Aert en Yves Lampaert demarreren, twijfel ik om mee te gaan, maar ik heb net een ferme inspanning achter de rug. Als ik op mijn computertje kijk, schrik ik: hartslag 196. Fuck! Dat is verdomd hoog. Is het opnieuw een hartritmestoornis? Ik besluit om even op adem te komen, en niet mee te springen… Ik heb in het verleden al hartritmestoornissen gehad en de eerste keer, drie jaar geleden, maakte ik me daar veel zorgen over. Specialisten van het AZ Sint-Jan in Brugge deden toen een kijkoperatie, maar vonden niks. “Geen probleem, je mag verder koersen”, zeiden ze. Anderhalf jaar geleden kreeg ik ze opnieuw, zelfs meerdere op korte tijd. Opnieuw onderzoeken, opnieuw zonder iets te vinden. Ze hebben toen onderhuids een chip bij me ingeplant, die 24 uur op 24 mijn hartslag registreert. Als die chip iets onregelmatigs registreert – een hartslag boven de 200, of onder de 30, en dat voor een bepaalde duur – stuurt hij dat automatisch door naar de dokters. Na elke onregelmatigheid zeiden ze: “Niks aan de hand. Doe maar voort.” Nog tijdens de koers neem ik me voor om morgenvoormiddag contact op te nemen met het ziekenhuis om te vragen of ze mijn hartslaggegevens eens goed willen checken. Ik heb nood aan geruststelling.
Zondag 25 juni
Maandag 26 juni
Het is nog erg vroeg die ochtend wanneer het AZ Sint-Jan me zelf belt: “We hebben gezien dat je hart raar deed en dat je grafiek anders is dan anders. Kan je langskomen?” Enerzijds ben ik gerustgesteld dat die chip doet wat hij moet doen, anderzijds maak ik me zorgen omdat de dokters me nog nooit eerder gevraagd hebben om te komen. Ik haast me naar het AZ, waar de dokter duiding geeft. Toen ik die 196 op mijn schermpje zag staan, was mijn hartslag al aan het zakken. Voordien had mijn hartslag gepiekt tot 227! Dat is niet alleen een pak hoger, maar het duurde ook langer dan bij voorgaande stoornissen. Ze willen me opnieuw uitgebreid onderzoeken. Ik stel meteen mijn stage naar Livigno uit.