Als eierboer Matjaz Jenko naar het toilet gaat, dan ziet hij honderd blote vrouwen. Ze hangen aan de wand van een houten hokje dat hij kreeg voor zijn 40ste verjaardag. De moeder van een vriend, een bejaarde vrouw van bijna 80, knipte haar naakte soortgenoten uit een paar blootbladen. ‘Zapeljivka dneva’, staat er boven elke foto, verleidster van de dag. Het hokje staat nabij de eierautomaat, aan de straatkant. Matjaz werd er ’s lands bekendste boer mee. Nu zwaait hij ons gedag en leidt ons het erf op. “From Belgium? Really?”
Jarenlang reisde deze man in zijn eentje door landen als Bolivia en Colombia, India, Nepal en Thailand. Hij zag de wereld, maar keerde telkens terug naar het dorp: Klanec, een onbeduidende plek van 250 mensen, een half uurtje ten noorden van Ljubljana. Het is een oud landbouwdorp, waar boeren geen opvolgers meer vinden en steeds meer mensen wonen die pendelen naar de hoofdstad. De ingenieur liet de vetbetaalde jobs voor wat ze waren, nam de familieboerderij over en bouwde zelf een automaat. Het leverde hem landelijke aandacht op en een paar jaloerse boerenburen. Het is niet de automaat, noch de aanblik van een paar honderd borsten die ons opviel, maar de vlag van Pogacar, die in Klanec is opgegroeid. Dat is het vreemde: dat die vlag opvalt. Tadej Pogacar is op weg om een van de grootste renners uit de geschiedenis van het wielrennen te worden, maar in Klanec herinnert niks aan het jongetje dat schijnbaar onbekommerd door het leven fietst en als kind op een eenwieler naar school reed. Niks. Alleen die eenvoudige vlag van Matjaz, die goed bevriend is met de Pogi’s. Zij wonen een paar honderd meter verderop.