Wat zitten we knus in Brussel. In vogelvlucht is dat 9432 kilometer van Rio de Janeiro. De productie heeft ons een inleeshok toegewezen naast de eindregie. Onze schamele werkstek heet ‘cel’. Treffender kan een naam niet zijn. De lugubere, donkere sfeer kan bijgelicht worden door doorgaans defecte leeslampjes, de wanden zijn beplakt met dikke, afgeschoten panelen uit mousse. Dat die geluidsisolerend zijn is slechts een troost. De zware deur met een dikte van wel twintig centimeter staat borg voor totaalisolement. De buitenwereld zal nog weet hebben van ons bestaan. Andersom niet.
Wij leven de volgende acht uur in quarantaine.
Voor ons staan twee monitors: eentje met het uitzendbeeld, een tweede met het binnenlopend beeld uit Rio. Van de meer dan dertig graden ginder voelen wij niets. Van wat frivoliteiten en te krappe vestimentaire attributen zien we niemendal. Daar is de altijd guitige José op voorzien. Hij heeft een uit de kluiten gewassen poster tevoorschijn getoverd en hangt die achter de monitors op. Zicht op de Copacabana. En ja, we bespeuren meer bloot dan we dat doorgaans aan onze Belgische kust doen. De sfeer gaat prompt crescendo. Nu alleen hopen dat iemand over een uur of drie aan bevoorrading denkt.