Onder De Ware Vrienden, de lokale wielerclub in Begijnendijk, worden de exploten van Herman Derdin in legendes gegoten. Een jong veulen uit de A-ploeg - in deze context: ergens in de veertig - vervoegde enkele jaren geleden de B-ploeg, en dacht de gepensioneerden wel even uit het wiel te knallen aan de meet. Herman nam de scalp in de dank aan. “Hij sprintte aan 55 kilometer per uur”, doet zijn gangmaker van die dag Patrick Breuls, nog steeds vol ongeloof, het relaas voor de zoveelste keer.
Herman zwijgt, luistert en geniet ervan met volle teugen. Al is het speelveld bescheiden, hij voelt zich graag de man. Als een naamgenoot, Herman De Ridder, in 2019 het Belgische uurrecord voor 80-plussers op 37,046 kilometer zet, kijkt hij dan ook meteen naar zijn fietsmaten. De resolute blik, die hebben ze al vaker gezien: “Dat kan ik ook.”
“Als er iets in ons va z’n kopke zit, dan móet het gebeuren”, zegt zijn kleinzoon Wannes. Waarom dat zo is, weet niemand. Die vraag stellen vrienden en familie zich
niet, ze lezen simpelweg de tijdslijn. Herman wil iets, en pakt het. Vorig jaar het Belgisch uurrecord, met een afstand van 37,793 kilometer op de piste in Gent. Nu wil hij het werelduurrecord en dus zal ook dat geschieden. Daar twijfelt geen ziel aan.
Ze zien iets over het hoofd. Herman presteert het best als iemand twijfelt aan zijn kunnen, zegt dat hij het niet kan. Op de ochtend van het record is hij om half vijf opgestaan, zegt hij. “Een stresske. Ik weet niet goed waarom.” De benen voelen goed, zegt hij meermaals, maar toch voelt hij nog eens. Hij hoopt er, zo meen ik te ontwaren, twijfel aan te treffen.