Joop Zoetemelk kijkt me verbaasd aan als ik hem voorstel het interview in de tuin verder te zetten. Hij heeft ons zonet een rondleiding gegeven in zijn privémuseum, een kamertje onder het schuine dak boven zijn garage. Daarvoor hadden we dik anderhalf uur gepraat en dat leek Joop wel genoeg. Ik had niks anders verwacht, want je hoort het vaak: Joop is geen grote prater, geen man van grote woorden of lange volzinnen. De meest genoteerde uitspraak van Zoetemelk tijdens zijn carrière was naar verluidt: ‘Pffffft’. En toch…
Anderhalf uur eerder. Joop verwelkomt ons in zijn huis aan de rand van zijn bos van 10 hectare in Germigny-l’Evêque, een charmant dorpje op een half uur rijden van Parijs. Dany, zijn vriendin, is met de twee kleinkinderen naar de cinema en we installeren ons in de tuin. We gaan meteen terug in de tijd, naar 1 september 1985, de dag dat Joop in het Italiaanse Giavera del Montello geschiedenis schreef door op zijn 38ste compleet onverwacht wereldkampioen te worden.
“Ik ging niet naar het WK met de bedoeling een rol van betekenis te spelen. Ik was geselecteerd door de Nederlandse bond en dus ging ik.”
Niet dat Zoetemelk zijn selectie niet had verdiend. Hij won dat voorjaar Tirreno-Adriatico en kort voor het WK nog Veenendaal-Veenendaal. Maar de speerpunten in de Oranjeselectie waren Johan van der Velde en Adrie van der Poel. “Vooraf had de bondscoach gezegd: ‘Laat Joop maar doen, die weet wat zijn werk is. Als hij iets voor de jongens kan doen, zal hij het niet laten, en als het anders loopt, trekt hij zijn plan.’ En jawel, het liep anders.” Joop lacht alsof hij het nog steeds niet kan geloven. De man uit Rijpwetering werd wereldkampioen. “Het zag er nochtans even niet goed uit. Ik viel, samen met Saronni. Schaafwonden, een kapotte broek. Ik raakte met veel moeite weer vooraan, Saronni gaf op. Maar ik herstelde goed en op het eind raakte ik voorop met een elitegroep waaronder dé favoriet: Moreno Argentin. Wij Nederlanders waren met drie. Johan van der Velde, Gerard Veldschoten en ik. In de afdaling na de laatste klim rekenden we de ontsnapte Stephen Roche in en op dat moment viel het stil. Ik dacht: ‘Nu!’ Ik reed aan de andere kant van de weg langs hen heen, zonder te demarreren. Ik keek achterom en had eerst 10, dan 15 meter. Corti, de laatst overgebleven Italiaan in dienst van Argentin, gaf alles achter mij. Hij kwam tot op 5 meter, maar kreeg het gat niet dicht. Hij viel stil, ik reed door. In de verte zag ik de vod hangen. Ik denk niet dat ik ooit een snellere kilometer heb gereden dan toen.”
Kijk terug naar de beelden en je ziet het ongeloof branden in Zoetemelks ogen tijdens die laatste honderden meters. “Ik dacht: ‘Wereldkampioen? Ik? Dat ken
toch niet?’ Er waren nog geen oortjes en ik dacht dat er nog renners voor mij uit reden. Pas 150 meter voor de meet durfde ik naar het publiek te kijken. Ik zag ze juichen en applaudisseren. Toen besefte ik: ik lig op kop, ik word wereldkampioen.” Joop mijmert met plezier verder. “Het loopt soms vreemd. Er zijn veel WK’s geweest waarin ik als favoriet aan de start stond, maar verder dan een vierde plek kwam ik nooit. Geen enkele keer podium, terwijl ik toch net dé man van de podiums was. Net wanneer niemand het nog verwachtte, ikzelf zeker niet, lukte het dan toch.”